Jean Baudrillard – Simulacra and simulation
Ik bespaar u hier de grote filosofische reikwijdte van Baudrillards denken en de complicaties van zijn denken voor de filosofie en sociologie als vakgebied. Ik ga in op de specifieke teksten over onderwijs uit zijn waarschijnlijk bekendste boek ‘Simulacres et simulation‘ (1981) waarvan hier uit de Engelse vertaling ‘Simulacra and simulation‘ (1994) quotes zijn overgenomen. Het zijn teksten die ergens het midden houden tussen de situationistische kritieken op de universiteit en het gevoelige serieus nemen van het kind door Walter Benjamin. Om bij de universiteit te beginnen: daar is weinig meer van over. Baudrillard ziet ruïnes, zoals ook Haworth die recent weer beschreef, maar Baudrillard is misschien nog radicaler aangezien hij in bredere zin ook andere centra van macht (o.a. de overheid) als ruïnes ziet. De ruïnes zijn bij Baudrillard alomvattend en imposant. De overheid, de universteit, macht, economie: het is voor Baudrillard allemaal helemaal niet meer functioneel, het doet er niet meer toe. De universiteit met zijn diploma’s en kennisproductie is helemaal niets meer waard. Het is een soort on-werk, wat binnen de universiteit plaatsvind. Baudrillard haalt het in zijn boek allemaal onderuit.
We moeten volgens Baudrillard hier geen oplossing voor vinden en vooral niet iets nieuws bouwen op die puinhopen. We moeten vooral niet een nieuw ideaal zoeken voor onze universiteiten of kennisproductie. Er is echt helemaal niets te beginnen met de puinhoop! Het geheel is volgens Baudrillard aan het rotten (hij gebruikt die term meermaals). En dat rottingsproces is waar we bij stil moeten staan. Het verrotten van de universiteit is namelijk een symbolisch mechanisme wat veel schade kan veroorzaken. En die schade is in zekere zin wenselijk. Baudrillard zoekt naar een gewelddadig, weerbarstig omkomen van de universiteit – die de maatschappij als geheel doet vallen. Baudrillard spreekt hier de taal die je kan associëren met ’68 in Parijs, maar zonder een revolutionair of utopisch ideaal aan te hangen. Het enige belang voor hem is de universiteit niet langzaam en rustig te laten afsterven, maar er een overhaast en tumultueuze ondergang van te maken. Het rottingsproces moet worden versterkt, geaccentueerd: “Only what precipitates rotting, by accentuating the parodic, simulacral side of dying games of knowledge and power, has meaning.” Geen staking of demonstratie, maar iets veel weerbarstigers en aanstekerigers.
Een staking regenereert het idee van een ideale universiteit, als een soort kritisch alternatief, als therapie. Het doet dromen van permanente en democratische kennis of begrip. Specifiek voor alles wat een retoriek hanteert van een specifiek probleem binnen het onderwijssysteem zoals we dat kennen, wat tot halt moet worden gebracht, wat vervolgens een alternatief biedt – denk aan pedagogie, aandacht voor persoonsvorming, democratie, humanisme, nieuwe leermiddelen en volgsystemen, personalisering van het leren, enz. – is strategie van het systeem zelf. Anti-pedagogie als het bewijs van zoiets als pedagogie. Alle pleidooien voor ‘subjectificatie’, bewustwording, ‘conscious raising’ ziet Baudrillard dus als in lijn met juist het systeem van ‘overproduction and regeneration of meaning and speech’.Waar we echter voor beducht moeten zijn, is dat de universiteit zijn eigen ondergang simuleert. Dat het net doet alsof. Net als de hele maatschappij, bedrijven, overheid, die ergens ervan kunnen profiteren als ze doen dat de hele politiek aan het einde komt, of de maatschappij op springen staat. Laat je niets wijs maken: dit is juist een hele slimme zet van diezelfde politiek of van die maatschappij die zo alle negativiteit en kritiek pareert. Wat Baudrillard wil is de dingen op scherp zetten. Hij wil een symbolische aanval doen. Zo komt hij tot harde uitspraken, als ‘pedagogische incest’ als beschrijving van wat in zijn ogen de plaats inneemt kennisoverdracht. Heftiger kan je het waarschijnlijk niet vinden in de onderwijsfilosofie. Dit is misschien wel de hardste aanval op onderwijs die er maar kan bestaan. En precies dat is waar Baudrillard voor gaat, een noodzakelijk radicaal soort theoretisch offensief.
Baudrillard heeft als docent desondanks jarenlang voor onderwijsinstellingen gewerkt. Je vraagt je af hoe hij dit met een dergelijke visie heeft kunnen volhouden. Een hint daaromtrent geeft Donzelot in zijn voorwoord bij Baudrillards “The ecstasy of communication” die in die tijd met hem samen werkte:
Misschien interessant om te kijken wat voor navolging dat zou kunnen krijgen, hoe een radicaal ironische onderwijspraktijk eruit zou kunnen zien vandaag de dag. En in de tussentijd, zo zou je met Baudrillard nog kunnen stellen, zijn de kinderen (leerlingen, studenten, scholieren) gelukkig de meesters van de weerstand tegen al die rottige puinhopen. Op alle niveaus weten zijn weerstand te bieden, zowel door zich te verzetten, onverschillig te doen, te ‘puberen’ en tegen de opvoeders in te gaan, als door zich op andere momenten overduidelijk ondergeschikt te maken, zich kinderlijk te gedragen, en daarmee te weigeren als verantwoordelijk persoon aangesproken te worden. Ze zoeken op twee tegengestelde maar beide noodzakelijke manieren (zowel door gericht en actief persoonlijk verzet als door kinderlijke onverantwoordelijk gedrag) een manier om er een beetje vrij van te blijven. En dat is maar goed ook, bij Baudrillards stringente blik op het onderwijs. Juist de kinderen lijken het lichtpuntje dat Baudrillard ons biedt: als voorbeeld van verzet op alle mogelijk niveaus.
Baudrillards werk is complex, hij heeft ontzettend veel geschreven en zijn theorie is vaak radicaal, veelzeggend maar ook obscuur. Dat zal uit de citaten ook al wel duidelijk zijn. Desalniettemin biedt hij een unieke uitdagende en weerstrevende blik op onderwijs die eigenlijk nergens anders te vinden is en waar maar weinigen zich aan hebben gewaagd. Deze boekbespreking is geplaatst binnen de volgende categorieen: 1981, 1994, Benjamin, Cultuur, Diploma, Kaboem!, Onderwijsdoelen, Onderwijswoorden, Pedagogie, Persoonsvorming, Politiek en overheidsbeleid, Subversiviteit, Universiteit |
Pingback: Franco ‘Bifo’ Berardi – Futurability | onderwijs filosofie
Pingback: Tom Tak – Moderne opvoeding: ‘een slecht zittend jasje’ | onderwijs filosofie
Pingback: Tyson E. Lewis – Inoperative learning | onderwijs filosofie
Graag zou ik zoiets vinden als volwassenonderwijs rondom het euvre van Jean Baudrillard. Heeft u enig idee waar ik zou moeten beginnen met zoeken?
Nee, dat zou ik niet meteen weten. Je kan kijken of er aan de filosofieopleidingen ergens een vak wordt gegeven dat daarop in gaat. Anders is het misschien goed om zelf een studiegroep te beginnen met anderen die geintereseerd zijn in zijn werk, en eventueel contact te zoeken met denkers die zijn werk eerder besproken?