Strike! Magazine – Radical pedagogy
Dat heeft een politiek doel. Jack van Hurst Street Press maakt in zijn bijdrage duidelijk dat in Engeland, waar dit blaadje vandaan komt, het thema ‘politiek’ niet voor komt in het schoolcurriculum. De meer dan 130 GCSE (standaard examen VO) onderwerpen bestaan bijvoorbeeld naast wiskunde en Engels wel uit ‘business studies’ of ‘journalism’, maar bevatten helemaal geen enkel politieke bewustwording. In dit magazine komen daarom terecht collectieven aan het woord die juist buiten het reguliere onderwijs op een relevante manier met een combinatie van onderwijs en politiek bezig zijn. Het is gemaakt in samenwerking met het LLC (London Learning Cooperative) die een ‘wealth’ test hebben gemaakt op basis waarvan onderwijs op een nieuwe manier bekostigd zou moeten worden. Op basis van inkomen, schulden, en bijvoorbeeld het aantal kinderen hebben ze een soort formule bedacht die bepaald hoeveel je voor lessen moet betalen die zij verzorgen. Ook de Art Assassins, eveneens uit Londen, leverden input, die duidelijk maakt dat ze nauwelijks te definiëren (willen) zijn. Liever doen waar ze gezamenlijk, als collectie individuen, behoefte toe voelen. Dit soort collectieven is dan ook waartoe Strike! Magazine zich aangetrokken voelt, zelf een feministisch collectief: “We are committed to platforming grassroots movements and the creative culture of these fights.” De centrale en meest diepgravende filosofische bijdrage is een brief die werd geschreven door Fred Moten. Moten, bekend van The Undercommons, maakt in deze brief op een relatief toegankelijke manier duidelijk wat hij zelf in zijn eigen onderwijspraktijk probeert te bereiken. Hij noemt het een ‘devotional, sacramental, anamonastic (or maybe animagnostic) kind of intellectual practice‘: een (toe)gewijde praktijk dus die hij in deze zelf samengevoegde woorden probeert te vatten. Een praktijk waarin hij niet zozeer het denken probeert te verankeren of vast te stellen, maar juist het denken wil openen en belichamen. Hij zoekt aanknopingspunten om juist het denken in beweging te zetten of te doorbreken, omdat dit is waar onderwijs over zou moeten gaan. Een onderwijsinstelling of klaslokaal, waar dan ook, is niet zomaar een plek waar vrijheid is om te denken wat je wilt of iets te leren, maar moet in ons denken een soort ‘breakdown’ veroorzaken die gezamenlijk georganiseerd wordt: een voortvluchtige (fugative) reorganisatie eigenlijk, we moeten op de vlucht voor de structuren en programma’s. De intellectuele praktijk(en) die dan tot stand komt is volgens hem tot stand gekomen in Black Mountain College, The Insitute of the Black World, diverse keukentafels, en altijd in weerwil van de normatieve universiteiten. Een interessante stellingname. Moten maakt het nog verder concreet in deze interessante brief, als een soort opdracht die hij studenten wil geven: een mooie opdracht die in allerlei contexten als voorbeeld kan worden gebruikt. Het doet ergens denken aan de opdracht van Jacotot die Ranciere beschreef, want ook hier is de openheid een bewuste kritische stellingname tegen al die afgesloten, gestructureerde, afstompende reguliere onderwijsopdrachten. Of zoals Moten schrijft: ‘in defiant refusal’. Moten verwijst echter liever naar mensen als Phillis Wheatley, Max Jacob, Hortense Spillers, Édouard Glissant wat zijn specifieke insteek alleen maar extra kracht bij zet. Een opdracht die gedeeld zou moeten worden, geoefend, beoefend – waarbij Moten een geweldige leermeester is, gezien zijn rijke werk waarin een dergelijke aanpak te herkennen valt. Probeert u het zelf ook eens, hier volgt de opdracht: Deze boekbespreking is geplaatst binnen de volgende categorieen: 2017, bell hooks, Dekolonisatie, Feminisme, Moten, Onderwijspraktijk, Racisme, Recente publicaties, Subversiviteit, Universiteit |