Stefano Harney en Fred Moten – The Undercommons
Waarom zo’n heisa over structuur? Waarom een expansie van ongestructureerdheid? Als dat je vragen zijn is dit boek niet voor jou geschreven. Het boek is geschreven voor degenen die door die structuur worden tegengewerkt of die de beperkingen er van ervaren. Als je er niet door die structuur geconfronteerd wordt is het makkelijk om die structuur niet te zien of te negeren. Je kan degenen die moeite hebben met structuren makkelijk wegzetten als criminelen, dwarse mensen of onruststokers of idealisten. Prima. Maar dit boek is bedoeld voor degenen die wel degelijk die structuur opmerken en daar niet tevreden mee zijn en het neemt juist die positie serieus. Er zijn voldoende mensen die zich serieus en met recht aan de huidige structuur willen ontworstelen en/of niet (enkel) in dienst daarvan willen opereren. Dit boek is voor iedereen een einde wil maken aan die alles-overheersende structuur, voor iedereen die merkt dat die algehele structuur sociaal leven in de weg staat. Moten en Harney geven een strijdplan, ze laten een oplossing zien die duidelijk maakt hoe het vandaag de dag mogelijk is om je aan elke vorm van structuur te onttrekken. ‘Weigeren’ is het devies. Laten we ons geen illusies maken, of ons een verkeerd beeld laten opdringen. Dit soort weigeren heeft niets te maken met de beelden die op tv te zien zijn van ‘opstand’ bij onderwijsinstellingen of demonstraties van studenten. Weiger liever een deel te zijn van de ‘management of pedagogy’ die het onderwijs direct raakt en weiger tegelijkertijd ook om je er alleen maar boos om te maken en weiger je tegelijkertijd helemaal uit het onderwijs terug te trekken. Als je op die manier weigert wordt in hele eenvoudige situaties een structuur zichtbaar en die structuur moeten we alles behalve tegen gaan, dat zou het waarschijnlijk alleen maar versterken, maar die structuur moeten we simpelweg wederom blijven weigeren. Weigeren jezelf in een hokje te laten dwingen, weigeren je te laten aanspreken op je functioneren als docent, weigeren te moeten kiezen tussen stilte en leren of rumoer en onrust – het weigeren is genuanceerder dan je misschien in eerste instantie zou denken. Stel nou eens dat je op die manier besluit te weigeren: weigeren te kiezen uit de opties die je vanuit je opgelegde rol geboden worden. Dan zou dat niet betekenen dat alles in het honderd loopt. Dan zou daarmee niet de wereld tot stilstand komen. Het enige dat er gebeurt is dat je begint je te onttrekken aan de dominante structuur en dat er ruimte komt voor een meer algemenere sociale interactie tussen jou als mens en andere mensen. En dat is precies wat Moten en Harney in dit boek voorstaan. Laat ik dat toelichten aan de hand van een voorbeeld voor docenten. Een specifiek voorbeeld van in het klaslokaal, relevant en mogelijk voor elke docent en leraar. Namelijk het weigeren een klas tot orde te roepen.
Moten en Harney roepen ons op om hierin te oefenen door waar mogelijk een begin te maken met die dissonante en ongeorganiseerde ‘studie’. Studie is een kernwoord in de teksten van Moten en Harney: studie is een manier van denken met anderen, maar dan wel radicaal anders opgevat dan de manier van denken die welk instituut dan ook maar van je verlangt. Het is een constante, gezamenlijke vlucht, die constant blijft duren waarin die vrije sociale interactie voorop staat. Met andere mensen samen gaan zitten en hebben over wat er van belang is om te doen, buiten de sociale rollen en geïnstitutionaliseerde patronen om. Het is geen vlucht naar een ander klimaat, een andere omgeving, een andere structuur, het is een in beweging blijven dat je doet omdat je hebt geleerd dat organisaties vooral obstakels zijn om jezelf daadwerkelijk te organiseren. Ga daarbij uit van posities die misschien gek lijken, laat je voeren door wensen die onmogelijk lijken. Dat het gek en onmogelijk is komt over het algemeen door een specifieke structuur, die opgelegde ordening van de wereld. Het ís niet onmogelijk of gek. Weiger dat te accepteren. Weiger wat je geweigerd wordt. Weiger dan vooral ook dit te reduceren tot een gesprek wat enkel met vrienden als hobby kan plaatsvinden, weiger het tot een spelletje te maken om voor of tegen school (of universiteit) te zijn als instituut. Het is niet óf een goed gesprek van mens tot mens, óf een instituut en structuur. Er zijn zoveel voorbeelden waar intellectuelen eerder de universiteit genieten als een soort ‘wild ride’, en tegelijkertijd een subversieve als meegaande (zelfs versnellende) rol binnen een dergelijk instituut spelen. Deleuze dient hier als voorbeeld. Tegelijk in de wereld geloven en er deel van uit maken: deel ervan uitmaken om er het eind van mee te maken en er een eind aan te maken. Blijf kortom uitgaan van een sociale capaciteit, een collectieve oriëntatie waarbij de toekomst als gemeenschappelijk project wordt gezien. Voorbij alle institutionele boeken, regels en onderzoeken, niet er tegen en niet er naast. Weer terug naar het klaslokaal. Denk eens aan opmerking richting een leerling of student die op een onverwachte manier heel raar uit je mond komt en die de leerlingen aan het lachen brengt. Onprofessioneel gedrag zou je het moeten noemen. Onpraktisch, inefficiënt. Ballast voor de institutionele doelstellingen. Maar dit is juist de richting van de benodigde vlucht die Moten en Harney willen stimuleren. Juist dit soort opmerkingen omarmen, dit soort momenten koesteren, juist dat type ongecontroleerdheid zien als enige mogelijke vlucht uit de controle. Er ís geen andere weg uit het institutionele, professionele, effectieve werken en denken. Het is ‘voorbij’ wat we nu als lesgeven kennen. Niet dat lesgeven niet ook effectief en professioneel en alles moet zijn, maar daar willen we juist aan voorbij komen. Effectief en professioneel is precies die structuur, daarbinnen opereren is niet genoeg. Het gaat over de onveilige route kiezen, profetisch werken naar een andere organisatie – maar elke bestaande organisatie voorbij. Jezelf eraan ontworstelen door méér te doen, bijvoorbeeld zowel netjes uitwerken en afronden én toelaten dat anderen buiten-reglementair kunnen blijven. Het is toekomstgericht, niet enkel dwars maar eerder subversief en versterkt het clandestiene handelen:
Geen kritisch onderwijs of proberen een kritisch denken in het instituut in te bedden. Dat kan niet. Het hele kritische project is ingekapseld en onderdeel geworden van de structuur zelf. Profesioneel handelen is per definitie kritisch geworden. Er bestaat een algehele maatschappelijke strategie van professionalisering. Professionalisering is daarbij echter vooral ‘vernauwing’ of ‘omcircelen’. Het is een in rondjes lopen, terwijl een ‘minderheid’ omcirkeld blijft en beheerst wordt. Moten en Harney doen ook geen verzoek om sceptisch te blijven of om een zekere afstand te bewaren tot de dagelijkse praktijk. Skeptisch zijn, kritisch zijn, het gaat allemaal om vragen stellen. Harney en Moten hebben geen vragen. Ze hebben geen behoefte aan vragen. Geen behoefte aan keuzes:
Geen keuzes of vragen dus. Geen kritiek of professionalisering. Moten en Harney mikken op een totaal ander referentiekader. Het moet ondergronds, verstopt, verhult. Vandaar ook die ‘undercommons’. In de inleiding wordt bijvoorbeeld verwezen naar ’the invisible committee’, in de teksten zelf wordt Virno meermaals aangehaald maar komen ook Rancière, Marx, Derrida en zeker ook Toni Negri, Hardt en Bifo aan bod. Daarmee wordt gelijk zichtbaar dat de ideeen die worden gehanteerd in sterke mate ontwikkeld zijn in Italie binnen operaismo en autonomia en in een paragraaf over logistiek wordt dat kader vrij expliciet benoemd, maar er wordt gelijk ook een kritiek geformuleerd op dit kader. Ze zien het wel degelijk als een volgende, hedendaagse aanscherping van dit gedachtegoed en geen simpele herformulering hiervan:
Ook is duidelijk gebruik gemaakt van het werk van oa. The Black Panthers en Frantz Fanon. Fanon wordt waarschijnlijk nog het meest aangehaald in het hele boek. Combineer dit dan nog eens met allerlei muzikanten en voorbeelden en je begrijpt dat het enkel om de referenties al een rijk en interessant boek is om te lezen. Lees het niet enkel vanwege de idee omtrent onderwijs. De kracht ligt er juist in dat de onderwerpen ‘black studies’, het werk van NGO’s, onderwijs, financiele (en andersoortige) schuld, beleid, planning, beheer, enzovoorts allemaal aan elkaar worden gekoppeld en als geheel worden beschouwd. Zo kan juist vanuit het thema ‘schuld’ een diepgang geven aan ‘leren voor de cijfers’ of studeren voor de studiepunten: studeren moet studie zijn in weerwil van enig ‘credit’ (cijfers, punten, diploma). Niet omdat je daarmee de beste studenten kan afleveren als onderwijs, maar eerder andersom: omdat de student nooit zou moeten besluiten een zogenaamde lening in te lossen, te betalen. Een student die geen ‘credits’ meer wil dus. Een student die studiepunten weigert, een leerling die weigert zijn cijfer te ontvangen, een student die er eer uit haalt zijn diploma te weigeren, omdat hij niet zijn gemaakte schuld van het onderwijs wenst in te lossen.
En levert dit nu de perfecte beschrijving op van een nieuw soort onderwijs, of nieuwe praktijk voor docent of een nieuw soort student? Zijn dit de nieuwe idealen om je aan het onderwijs als structuur te ontworstelen? Eerder geeft een wat Moten en Harney betreft een gevoel dat dingen anders kunnen, en dat het misschien al anders is, anders dan dat we in de boeken lezen en in de gangbare discussies horen. Een gevoel dat we ook bij anderen kunnen aanvoelen, wanneer we met collega’s in contact komen zonder een gemedieerde, gestructureerde, georganiseerde omgeving of geforceerde uitwisseling van ideeën. Het gevoel dat we moeten weigeren ons gestructureerde rolletje te spelen.
Niet geheel ‘uncontained’ dus, niet eruit stappen, niet opgeven. We blijven beheerst en verbonden. We zijn gevangen maar ook onbevangen. Onbevangen lesgeven: Moten en Harney geven ons juist daarvoor radicale aanknopingspunten, metaforen, tools – of zoals Fred zelf in het interview in het boek zegt – ‘props’ (het Nederlanse ‘rekwisiet’ volstaat hier niet):
En naast dit boek, dat als een dergelijke ‘prop’ kan worden gezien, is Harney ook betrokken geweest bij een nieuw soort schoolopzet (zie flyer hieronder) en zijn er talloze initiatieven ontplooit die uit het bovenstaande inspiratie ophalen of als experiment concrete projecten initiëren. Daarbij gaat het niet over grote zichtbare initiatieven aangezien een groot deel ook juist ondergronds zal kunnen en moeten plaatsvinden. Onder de radar blijven, niet als instituut of structuur denken te moeten verwezenlijken. Dat maakt het boek een beschrijving van een veelomvattend, ongrijpbaar maar des te krachtigere beweging binnen het denken omtrent studeren, school, onderwijs en leren. Maar ga nu niet dit boek aanhangen als hét spannende, nieuwe, kritische, activistische boek om naar te gaan leven, maar zoek vooral een eigen manier om anderen hierover te spreken, contact te maken en van elkaar te leren. Ten slotte zijn we allemaal in staat om ons eigen sociale leven wel degelijk te organiseren – en dat doen we dan juist voorbij alle organisaties en media! Deze boekbespreking is geplaatst binnen de volgende categorieen: 2013, Berardi, Deleuze en Guattari, Diploma, Ervaring, Kaboem!, Moten, Studie, Subversiviteit, Toekomstgericht, Virno, Vrije tijd |
Pingback: Fred Moten – Blackness and Nonperformance | onderwijs filosofie
Pingback: Tegenlicht – De slimme universiteit | onderwijs filosofie
Pingback: Sidsel M. Hansen en Tom Vandeputte – Politics of study | onderwijs filosofie
Pingback: Joost de Bloois – In de naam van het maagdenhuis | onderwijs filosofie
Pingback: Alex Wardrop & Deborah Withers (ed.) – The para-academic handbook | onderwijs filosofie
Pingback: Robert Haworth & John Elmore (ed.) – Out of the ruins | onderwijs filosofie
Pingback: Strike! Magazine – Radical pedagogy | onderwijs filosofie
Pingback: La Paperson – A third university is possible | onderwijs filosofie
Pingback: Making Public | What’s going on? Het essay in de wereld – About the essay, now also in English
Pingback: Tyson E. Lewis – Inoperative learning | onderwijs filosofie
Pingback: Jacob Lindgren (ed.) – Extra-curricular | onderwijs filosofie