Wouter Pols – In de wereld komen

in de wereld komenDit belooft wat: een behoorlijk filosofisch georiënteerd boek over opvoeding en onderwijs. Door een Nederlandse leraar en docentopleider, Wouter Pols, die al heeft aangetoond met werk over niet meteen voor de hand liggende Sleiermacher en Mollenhauer diepgang niet te schuwen. Zonder daarbij evenwel alledaagse opvoedingssituaties uit het oog te verliezen. En na herhaalde lezing kan ik stellen: het boek stelt geenszins teleur.

De bedoeling van dit proefschrift is in mijn ogen vooral te begrijpen als een verdere uitwerking van Pols zijn eerdere werk. Een zoektocht naar richting in die opvoedings- en onderwijspraktijk. Zowel opvoeding als onderwijs hebben namelijk een richting: iets wat Pols beschrijft als een intentie, een bedoeling. Net als Biesta (een van de promotoren, de andere promotor is Miedema) graag van bedoeling spreekt en daarmee bepaalde onderwijspraktijken wil stimuleren dan wel bekritiseren, wil ook Pols die bedoeling of richting beter begrijpen en hierop reflecteren. Dan weten we beter wat er in de praktijk moet gebeuren. Bij een dergelijke richtingbepaling heeft Pols, zo blijkt uit het proefschrift, vooral filosofen willen raadplegen. Filosofen die zoals hij schrijft ‘van buiten’ komen en daarmee nieuwe invalshoeken kunnen bieden. De concepten die de filosofen hanteren probeert Pols te ‘plooien’ naar de praktijk zoals hij eerder in een bijdrage aan ‘Waar, goed en schoon onderwijs’ schreef. Hij hanteert de filosofen als ‘conceptuele inspiratiebron’. Die concepten worden dan wel ook geschikt gemaakt om te passen in een opvoedingspraktijk. Pols spreekt in dit proefschrift van ‘fiches’ of betekenaars. Hij gaat ermee aan de haal, ‘zet ze in’ en ‘draagt’ ze als opvoeder/onderwijzer uit. Waarmee Pols in staat is de concepten weerklank te geven in de opvoedingspraktijk en het belang hiervan te laten zien in reflectie op opvoedingssituaties.

Het is parelduiken (Arendt) bij een algemeen gebrek aan pedagogische common sense. Er zijn daadwerkelijk in dit proefschrift een heel aantal glimmende parels opgedoken. Teveel om hier allemaal langs te gaan. Wel wil ik de parel noemen die Pols bij Arendt zelf vindt. Pols constateert dat de door Arendt scherpe scheiding tussen pedagogiek en politiek en tussen kinderen en volwassenen moet worden gerelativeerd, en dat precies dáár zit waar we ons in de opvoeding en onderwijs mee bezig moeten houden. Volgens Pols is dat half handelen en half werk, met als bedoeling het tot handelen en in het verlengde daarvan oordelen laten komen van de leerling. Pols wil niet aan de volwassenheid en het ‘volwassen in de wereld zijn’ waar Biesta onlangs nog voor pleitte. Het is ook geen vrijblijvend ‘mogelijk maken’ maar ‘laten komen’. Bij Pols kortom minder risico en geen volwassenheid wat bij Biesta toch centraal staat. Interessant voor de liefhebber, hier ontstaat in mijn ogen een vruchtbare dialoog van nuanceringen tussen Pols en Biesta. Aan de hele Arendt-discussie wordt een genuanceerde en belangwekkende noot toegevoegd.

Waar Pols met Arendt (en overigens zeer duidelijk ook Meirieu) komt tot een bepaling van het werk van een pedagoog, is Lacan nodig om dit ’tot handelen laten komen’ met recht een ‘in de wereld komen’ te noemen zoals in de titel van het boek is gebeurd. Bij Lacan zou de wereld als snel te gemakkelijk als ‘het symbolische’ kunnen worden geïdentificeerd, namelijk naast het imaginaire (inbeelding van de mens, ‘ik’) en het reële (dat wat door het symbolische wordt gerepresenteerd). Het is wat specifiek jargon misschien voor iemand die het werk van Lacan niet kent – maar voor de liefhebber: het symbolische is een veelvoud aan betekenis en orde, een systeem van regels dat ons ‘doen’ regelt. Het is het bemiddelende. Het in de wereld komen kan dan met recht als een introductie in het symbolische worden begrepen, een introductie in de veelvoud aan betekenis en orde. Bij Lacan gaat dit door het spreken en voor hem betekent dit een radicale verandering waarbij deze wereld niet meer volledig, ook niet puur symbolisch, kan zijn.

Op deze manier wordt Lacan gebruikt om het pedagogische denken te nuanceren en binnen de driedeling van imaginaire, symbolische en reële te doordenken in een complexe wisselwerking. Hier geeft Pols met Lacan kortom een geweldige aanscherping van het denken over wereld, pedagogie en betekenis. Vooral die wereld kunnen we met Lacan sterk doordenken. De orde van de wereld, die een wereld is van betekenis, is er een met gaten en rafelranden.

“De wereld waarin het kind binnentreedt, bestaat bij de gratie van betekenis die de wereld als een betekenisvolle wereld laten verschijnen: een wereld waarin mijn (imaginaire) ik tegenover dat van jou staat. Die wereld bestaat, net als mijn ik, bij de gratie van de Ander. Die Ander houdt een tekort in: er zit een gat, niet alleen in de symbolische, maar ook in de imaginaire orde. … En ook dat vooronderstelt de wereld: dat wat er buiten valt, in casu het reële.”

Dit is het centrale punt van het hele proefschrift van Pols en de grootste parel. Uiteraard zitten we dan in een psychoanalytisch kader en specifiek jargon maar dat is nou eenmaal nodig om het project van de pedagoog verduidelijken. Ik denk dat hij daar behoorlijk in slaagt. En daarmee is die ‘wereld’ in ieder geval eindelijk getheoretiseerd en is ook meteen op het probleem, het onaffe daarvan gewezen. In de wereld komen is in iets onafs komen, in een gebrekkige wereld, om daar als subject gestalte te krijgen.

Pols beseft zich volgens mij dat hij met Lacan ook wel op een belangrijk kantelpunt is gestuit: namelijk dat die wereld niet helemaal omvat kan worden, begrepen kan worden. Je vraagt je af hoe die wereld eruit ziet als die niet gepresenteerd en gerepresenteerd kan worden? De tafel van Arendt geeft weer hoe die gebrekkige wereld (welliswaar op kleine, beschermde schaal) werkt, de tafel representeert die wereld niet. De werking van de wereld laten zien, zonder dat de wereld als geheel kan worden begrepen. Maar er wordt bij Arendt ook gesproken over een verantwoordelijkheid voor die wereld. Wat betekent die verantwoordelijkheid dan? En wat voor betekenis heeft die wereld zelf dan als die wereld zelf betekenis geeft? Helaas gaat Pols niet in op de complexiteit die ontstaat als Arendt en Lacan op die manier samen moeten gaan.

Wel maakt hij gebruik van talloze andere referenties, koppelt hij het denken van vele andere pedagogen aan zijn betoog en weet hij op onnavolgbare wijze, wellicht even erudiet als zijn kompaan Berding, het pedagogische denken te schetsen. Denkt u hierbij aan naast de al genoemde namen onder andere aan Aristoteles, Fabre, Herbart, Imbert, Kant, Langeveld, Oers, Pestalozzi, Resweber, Rousseau, Vygotsky, Weniger, … een heerlijke leeslijst voor iedereen die nog jarenlang zelf verder door wil studeren.

Terug naar de complexiteit van Lacan. Pols vraagt zich met name af hoe het mogelijk is de wereld ‘open te houden’ zodat hij niet ongewenst als compleet en af wordt voorgesteld. De wereld moet agora blijven, helemaal greep hierop krijgen is niet mogelijk en wenselijk, we moeten niet denken uit de knoop te kunnen stappen. Wel kunnen we betekenaars gebruiken om onszelf vragen te stellen, te problematiseren. Maar het raadsel van die betekenaars moet iedereen zelf oplossen: “De (uit)weg – de wereld in – is een weg die ze zelf zullen moeten vinden.” De wereld lijkt daar mee een onbepaalde uitvlucht, eerder dan een specifiek doel. Steeds weer uit de stollende betekenissen zien te ontsnappen. De betekenissen problematiseren en vervolgens tot een uitweg dwingen. Niet denken dat een sluitende definitie kan worden gegeven.

En waar Pols Serres lijkt te gebruiken om rond deze complexiteit te blijven ronddansen, kan ik mij niet aan de neiging onttrekken dat we binnen de kortste keren die wereld of ook de pedagogie op eenzelfde manier moeten problematiseren aangezien die evenmin ontsnappen aan een suggestie van volledigheid in betekenis. Iets wat Serres zelf in ieder geval ook concludeert. Met eerst Arendt, dan Lacan en vervolgens Serres loopt de complexiteit al snel op. Dit geeft in mijn ogen een spanningsveld binnen het denkveld dat Pols aan het ontdekken is, zeker waar Pols het denken van Serres en bij specifieke passages ook Deleuze aanhaalt. Het probeert niet het denken van deze denkers in zijn volledigheid te begrijpen en weer te geven. Het pakt echter hoofdthema’s hieruit die vervolgens zinvol worden gemaakt voor de opvoedings/onderwijspraktijk, om de wereld open te houden, en zeker bij Serres (en de plekken waarop Deleuze wordt aangehaald) is dat ergens wrang. Je zou je kunnen afvragen of Pols met Serres en Deleuze niet iets in de pedagogie probeert binnen te halen wat zich niet door de pedagogie laat vangen. Om vanuit Arendt, Lacan en vervolgens Serres pedagogie en  ‘in de wereld komen’ te doordenken, is wellicht een onwaarschijnlijk project. Onwaarschijnlijk omdat het onvoorstelbare parels kan geven maar ook omdat het uiteindelijk in mijn ogen onherroepelijk ontspoort.

Toch heeft Pols dit project willen doorzetten, de pedagogische praktijken blijven overeind – ook al betekent dit dat de denkers, in ieder geval Serres, ergens bij de neus worden genomen. Polanyi geeft Pols de mogelijkheid om de verdere uitwerking te baseren op een ‘stil weten’. Er blijft volgens Pols toch een pedagogische bedoeling overeind ondanks dat die met het stille weten monddood werd gemaakt. Het pedagogische project blijft bestaan maar valt bij Pols slechts niet meer te articuleren. Het bestaat maar er valt niets over te zeggen, we kunnen het enkel in stilte weten.

Het proefschrift is afgerond, verdedigd, en Pols is gepromoveerd. Het heeft behoorlijke nieuwe inzichten gecreëerd, het heeft een dappere zoektocht opgeleverd, het heeft de promotoren misschien zelfs op een nieuwe manier naar hun eigen werk laten kijken, het academische circuit heeft zich gevoedt met denkers die nog niet eerder zo zijn uitgewerkt. Eind goed al goed dus. Met de oprecht gemeende complimenten aan Pols. Het is een boek met een in de Nederlandse pedagogie niet eerder getoond hedendaags filosofisch referentiekader.

Tot zover de bespreking.

Slechts voor de liefhebber nog een vervolg. Lees het alleen bij overmatige interesse in het denken Serres (en ook Deleuze) in relatie tot de pedagogie. Lees het als een scenario: stel dat Pols nog wat verder Serres had gevolgd en daarmee daadwerkelijk was ‘ontspoort’? Ik zou zo graag deze mogelijk hieronder willen onderzoeken: namelijk dat Serres wel helemaal serieus was genomen en dat zijn gedachten verder waren gevolgd dan daar stukjes van als fiches in te zetten: een snelle schets van wat er zou kunnen gebeuren als je Serres serieuzer zou nemen dan een stil weten van ‘de pedagogie’, een bepaalde ‘ethos’ of de bedoeling ‘in de wereld komen’. Als je Serres niet tot fiche reduceert maar hem als volwaardige denker jou laat onderwijzen.

Zou je dan niet vrij snel moeten beseffen dat het onmogelijk is om ‘in de wereld te komen’ (zoals Pols volhoudt) als de wereld, zoals Serres zegt, onder de duim zit? Serres geeft met een soort onbepaald ‘derde’ voldoende gelegenheid om gebruikt en geinterpreteerd te worden, maar wat als we beseffen dat Serres dit zelf weigert, hier tegenin gaat, er alles aan doet om zelf duidelijk te maken dat hij niet op die manier geïnterpreteerd wil worden? Dat Serres juist geen richting of bedoeling wil geven, maar enkels staat voor de uitvindingskunst juist als kritiek op interpretatie, uitleg, gebruik. Serres prachtige zin ‘Niets heeft meer zin (‘sens’) dan van richting (‘sens’) te veranderen’ – die Pols waarschijnlijk terecht als kern van Serres’ betoog ziet – legt Pols uit richting het belang van dwarsbomen en van richting veranderen door een leraar, maar zou Serres niet verder gaan en zeggen dat deze interpretatie-richting net zo goed weer van richting zou moeten of kunnen worden veranderd? Dat de leraar niet als leraar van richting moet veranderen, maar dat het leraarschap zelf al een richting is die moet worden verlaten? Zou Serres een richtingbepaling in de pedagogie(k) niet altijd tegen willen gaan omwille niet van richtingloosheid, maar omwille van een constante richtingverandering? Dan zou Pols misschien in het midden van zijn proefschrift, rond pagina 148, juist daar waar het gaat over het midden, enkel nog van  richting moeten blijven veranderen. Het midden tussen vertrouwde oevers (links en rechtshandig, jong en oud, niet kunnen en wel kunnen), daar waar leren plaatsvind, wat Serres karakteriseert als een reis, daar zou hij zich moeten blijven ophouden en zich niet laten verlokken tot het daarbinnen toch weer herformuleren van een oever of een vaste pedagogische richting.

Gezien mijn eerder tekst over de leerreis zal het een geïnformeerde lezer niet verbazen dat dit beeld me bevalt en dat het in mijn ogen ook in praktijk kan worden gebracht. Maar niet als pedagogie(k), of hooguit als een radicaal herziene pedagogie die niet enkel het onderwijs maar de hele institutionele inrichting herziet. Net als Serres zelf schrijft maar wat Pols niet aanhaalt:

“… zo is er een volledige verandering van de pedagogie nodig … We merken dat er dringend behoefte is aan een dergelijke ingrijpende verandering in het onderwijs – een verandering die zich geleidelijk zou moeten verbreiden over de hele ruimte van de mondiale samenleving en over het geheel van haar verouderde instituties, een verandering die zich dus niet dient te beperken tot het onderwijs, maar zich moet uitstrekken tot de arbeidssituatie, het bedrijfsleven, de gezondheidszorg, het recht en de politiek, kortom tot het totaal van onze instituties – maar van die verandering zijn we vooralsnog ver verwijderd.”

Niet de pedagogie als uitgangspunt nemen om nieuwe richtingen in te slaan, maar nieuwe richtingen als uitgangspunt nemen om radicaal nieuwe pedagogie te verwezenlijken, en nieuw onderwijs, en nieuwe arbeidssituaties, enzovoorts. Kortom: een hele nieuwe institutionele inrichting, die de huidige instituties dus als een doodlopend eind opvat.

Daar toont zich de troubadour, niet als theoretisch pedagogische richtingaanwijzer zoals Pols die introduceert, maar als herkende voorouder waar Serres een afstammeling van denkt te zijn. De troubadour die Pols wil realiseren staat mijlenver af van de troubadour van Serres. Als je als pedagoog net als Serres de troubadours als voorvaders wil erkennen, dan is het geen kwestie van reflectie, weergeven, te weten komen, richting bepalen. Het is een bezingen, meemaken, uitvinden, toevallig tegenkomen. Het bewandelen van een pad die het bewandelen zelf maakt. Pols citeert in zijn afsluiting Serres dus vast bewust selectief, alsof de troubadour een uittocht teweeg brengt die nog altijd pedagogisch blijft. Helaas lijkt het er kortom op dat Pols ook dit idee van de troubadour weer tot een ‘fiche’ reduceert om daarmee de praktijk van een goed theoretisch pedagoog te definiëren. Voor Serres is het ’troubadouren’ echter de praktijk die ook Picasso beschreef toen hij zei: “ik zoek niet, ik vind”. Niet telkens maar weer de pedagogische kubus kantelen en wentelen om de oude ideeën weer nieuw te laten lijken. Nee, het gaat om de meest onwaarschijnlijke vernieuwingen tot stand brengen. Het gaat om het doen van vondsten. Daarvoor moet je álles op het spel zetten. Zelfs de pedagogie en de wereld. Geen pedagogie zoals we dat kennen meer. Geen wereld meer om in te komen.

En daar vult Deleuze Serres in mijn ogen aan. Deleuze wil filosoferen, concepten creëren en uitvinden, maar niet vanuit een intentioneel denkend subject, maar vanuit een onpersoonlijke, pre-individuele ontmoeting met gebeurtenissen, aldus filosofie.nl. Pols vind nergens nieuwe concepten uit en blijft spreken als individu en klampt zich vast aan pedagogie en wereld. En daarmee wordt ‘het midden’ toch weer verlaten voor een vaste oever. Deleuze wil niets anders dan zwemmen en zijn hoofd boven water houden. Deleuze wil enkel tijdelijk een peddel of bootje aangrijpen om daarmee des te sterker nieuwe concepten uit te vinden en daarna weer door te zwemmen. Had Pols meegezwommen en  aangegeven waarom het in deze tijd nodig is tot ‘machinatie’ te komen van pedagogiek om een nieuw concept te creëren tegen stollende of zelfs uitbuitende tendensen in het onderwijs! Dan ging het misschien om de conceptuele creatie waar Deleuze en Serres voor staan. Dan hadden Arendt, Lacan en Serres uiteindelijk met Deleuze tot een aaneenschakeling kunnen samengaan waarbij van Arendt en misschien ook Lacan niet alles meer heel bleef, maar wel een die een krachtige frisse wind had kunnen laten waaien door de pedagogie, onderwijs en meer. Het zou een uitermate interessant scenario zijn geweest, als je het mij vraagt! Binnen deze promotie is het er echter helaas niet van gekomen. Misschien ziet Pols nog eens de kans op een later moment dit scenario te overwegen?

13 thoughts on “Wouter Pols – In de wereld komen

  1. Een zeer scherpzinnige bespreking! Je krijgt je eigen boodschap altijd in omgekeerde vorm weer terug. Inderdaad zou mijn analyse uit kunnen lopen in een ondermijning van de pedagogiek. Dat verwijt heb ik ook gekregen. Maar dat is niet mijn inzet geweest. Mijn inzet was de pedagogiek bij de tijd te brengen, niet te ondermijnen. De pedagogiek is een theorie van en voor de praktijk, met wortels in de achttiende eeuw. In die tijd wringen middengroepen zich tussen geestelijkheid en adel: de derde stand. Vanaf dat moment gaan identiteiten vlotten. En daar is de pedagogiek een antwoord op. De pedagogiek gaat altijd over drie zaken: een opvoeder, het kind en een culturele inhoud. En precies die drie zaken breng ik bij de tijd. De opvoeder is geen (heer en) meester die (wetenschappelijke) middelen inzet 0m doelen te bereiken, bij het kind in de opvoeding gaat het niet om identiteit, maar om het (onbewuste) subject, bij de leerstof gaat het in laatste instantie niet om zaken, maar om betekenaars. Met dit alles breng ik de pedagogiek bij de tijd. En dat doe ik om munitie aan te leveren om het heersende denken over opvoeding en onderwijs ter discussie te stellen. Dat denken is tegenwoordig niet meer theologisch, maar economisch. (Je zou kunnen zeggen dat de huidige theologie, de economie van vandaag de dag is.) Pedagogiek is voor de opvoeder en leraar altijd een richtinggevende kaart geweest, maar ook altijd een hulpmiddel in discussie met buitenstaanders (in casu: politici en beleidsmakers).
    Nog een punt. Met mijn bij de tijd brengen van de pedagogiek volg ik niet de Angelsaksische Deleuze-uitleggers die van hem wel heel snel een antipedagoog maken. Ik raad iedereen aan naar you-tube te gaan en daar het interview met Deleuze te bekijken (Abecedaire). Deleuze is allereerst een transcendentaal-empirist. Dat wil zeggen dat we onze ervaring opdoen en begrijpen vanuit het in de ervaring aanwezige virtuele. Serres zegt hetzelfde. En dat is ook mijn epistemologigsche uitgangspunt. Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn rol als opvoeder en leraar daarom zou moeten opheffen. Dat doet Deleuze ook niet. Ik moet wel degelijk een relatie met de jongere generatie aangaan, wel degelijk aandragen, inleiden en uitdagen. Maar ik moet me ook weten in te houden en uiteindelijk zal ik ook moeten loslaten (inderdaad: in het midden van de rivier).

  2. Dank voor je reactie! Je hebt vast begrepen dat ik je zeker niet een dergelijk verwijt maak of wil maken. Ik begrijp wel dat je in reactie op mijn stuk nog even tegen dat soort verwijten wilt afzetten, maar dat verwijt zou volgens mij meer gepast zijn bij mijn bespreking dan bij jou proefschrift: het is volgens mij wel duidelijk dat ik een soort ‘ondermijning van de pedagogiek’ in zekere zin nodig acht om überhaupt een ‘bij de tijds’ of liever toekomstgericht antwoord te formuleren, onder andere in relatie tot ‘het economische’ of de politici. Jij maakt nogmaals in je reactie duidelijk dat je dit niet voorstaat. Ik neig ernaar dat een dergelijke ondermijning van de (huidige) pedagogiek de enige manier is om (en daar pleiten Serres en Deleuze expliciet voor) een ‘volledige verandering van de pedagogie’ te realiseren. Als voorbeeld wordt er wel gesproken van een pedagogie van het concept, maar goed dat is ook maar een typering. Hoe dan ook zou ik Serres/Deleuze daarin veel verder willen volgen (dan wat jij in je proefschrift doet) waarbij de pedagogiek en in zekere zin dus ook de pedagogie eraan moet geloven, misschien zelfs het ‘in de wereld komen’ eraan moet geloven, maar dit alles nog wel degelijk als ‘opvoeder en leraar’ (wat dat dan ook precies betekent), juist in relatie met de jongeren, enzovoorts – eerder met een focus op een specifieke manier van doen, op specifieke plekken waar dit kan. Ik hoop dat we nog eens de gelegenheid hebben hierover, eventueel met andere geïnteresseerden, door te praten – los van of het dan wel of niet pedagogie mag of moet heten. Maar voor nu, afsluitend: natuurlijk heeft het werk van Serres en Deleuze te maken met een specifiek epistemologisch uitgangspunt, natuurlijk heft Deleuze de hele opvoedende rol niet op, natuurlijk kan je hem als transcendentaal-empirist typeren (dat deed hij zelf ook) en natuurlijk is het onzinnig is om hem antipedagoog te noemen. Dat is allemaal prima, naast inderdaad een goede tip voor een uiterst interessante film. Misschien goed dat je dat nog allemaal even toevoegt aan alles wat erboven al is geschreven.

  3. Beste Eke,

    Ik zou daar graag eens met je over door willen praten. Ik ben nieuwsgierig naar jouw ideeën over ”een volledige verandering van de pedagogie”. Verandering in welke richting? Of gaat het om de verandering van de rol van de opvoeder of leraar? Hoe dan? Of gaat het om het wat van de opvoeding? Het curriculum? Of moet ik me bij die verandering heel iets anders voorstellen?

    Wie weet vinden we een moment om daar eens een keer over te praten.

    Hartelijke groeten,

    Wouter

Laat een antwoord achter aan Eke Rebergen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *