Matthew Carlin, Jason Wallin – Deleuze and Guattari, Politics and Education [essays]

deleuze guattariCarlin en Wallin zijn de samenstellers van dit boek en schrijvers van de inleiding. Daarnaast schreven ze ook zelf essays voor in het boek. Daarin bespreken ze het werk van Deleuze en Guattari in hun essays tegen de achtergrond van bijvoorbeeld een Zapatista universiteit (de universiteit van het land), ze belichten politieke implicaties van het denken over onderwijs, en ze gaan in op thema’s als autonomie en de school als fabriek. Ten opzichte van Raunig die over vergelijkbare onderwerpen schreef in ‘‘Fabrieken van kennis‘ weten zij de denkbeelden meer vanuit het onderwijstheoretisch perspectief te doordenken én meer de ruimte te nemen om allerlei daarop gebaseerde uiteenlopende denkrichtingen naast elkaar te ontwikkelen. Zowel qua denkbeelden als feiten is in dit boek veel meer te vinden. Blijkbaar heeft Cubberley er al in 1916 erop gewezen dat ‘our schools are, in a sense, factories in which raw materials (children) are to be shaped and fashioned into products to the meet the various demands of life’ en blijkbaar kan misschien ineens het werk van Freinet als sleutel tot een nieuwe aanpak dienen waar de  macht van de staat over onderwijs kan worden ontlopen. Nieuwe kritische perspectieven openen zich dan ook voortdurend in het boek. De onderwijsfilosofische blik is in dit boek dan ook wel zeer ruim en er wordt zeer grondig onderzocht: zowel in de geschiedenis als in theoretische concepten komen talloze nieuwe aanknopingspunten en inzichten aan bod. Een onderwijsfilosoof kan niet onberoerd blijven.

Het boek waaiert uit in verrassend veelzijdige en relevante richtingen, de een nog sterker dan de ander, de een nog radicaler dan de vorige. Deleuze en Guattari worden geenszins als hippe, obscure of alleen maar complexe filosofen behandeld, en nergens wordt getracht ze voor onderwijsspecifieke onderwerpen in te lijven: telkens wordt hun denken gekoppeld aan specifieke praktijken, posities, en concepten om te komen tot vruchtbare gronden voor vrijzinnig, activistisch en scherp anti-normatief onderwijs, inclusief bijbehorende dynamische, levendige en spannende onderwijsomgevingen – en altijd in maatschappelijke en politieke context. Als het al onder een noemer te brengen is, dan is dat wellicht de ‘pedagogie van het concept’ (apart op deze site besproken) waarvan de rijkdom in dit boek in de essays wordt getoond. Maar de gedeelde noemer is niet noodzakelijk om de aparte bijdragen in dit boek te gebruiken. Het zijn teksten die ook prima afzonderlijk te lezen zijn en allemaal een heel eigen set van referenties en denkrichtingen poneren om je over te verwonderen en mee aan de slag te gaan. De meest relevante denkers die zich met onderwijs en het werk van Deleuze en Guattari bezig houden leveren een bijdrage en keer op keer ontstijgt het de gangbare onderwijsfilosofische open deuren.

Buchanan, geen onbekende voor degenen die de bespreking van het boek van Thompson over Deleuze op deze site lazen, trapt af met een stuk waarin hij laat zien hoe Deleuze en Guattari zich verhouden tot enerzijds Hegel en, in het kielzog daarvan, tot Freire. Een belangrijk concept voor Deleuze, ook in relatie tot het onderwijs, komt aan bod: namelijk ‘verlangen’. Voor Deleuze en Guattari is per definitie alles wat er daadwerkelijk aan de hand is een effect van verlangen. Er zijn nooit ongewenste ontwikkelingen, er zijn geen niet-verlangde situaties: want zonder dat er een verlangen tot iets zou bestaan, zou dit iets geen werkelijkheid worden. Het nagaan van hoe het verlangen is ontstaan, daar zit de mogelijkheid om de situatie, het gedrag of ‘iets’ te begrijpen. Hoe dit verlangen tot stand is gekomen, dat overigens eerder vloeibaar is dan een star geheel, zou volgens Buchanan geadresseerd moeten worden in het onderwijs. Buchanan noemt dit ‘hydraulic pedagogy’. De focus op verlangens lijkt me gezien het belang dat Deleuze en Guattari daar zelf aan hechtten niet onbelangrijk.

Het nadenken over allerlei vormen van pedagogie en nadenken over verlangen trekt Jagodzinski door met een studie naar de onderwijsfilosofische relevantie van het werk van Deleuze over cinema. Hoewel Jagodzinski zelf toegeeft dat het wat ongemakkelijk is, probeert hij vanuit een ‘micropolitical pedagogy’ te denken zoals dit in de cinema kan plaatsvinden: een pedagogie kortom die ingaat op en gebruik maakt van  het ongedachte en ondenkbare dat de film kan weergeven en wat een minimale verschuiving in het (politieke) denken mogelijk maakt. Deleuze heeft zelf in zijn boeken over cinema geschreven over de ‘pedagogy van het beeld’ en ook de ‘pedagogie van de perceptie’ die altijd als valkuil heeft om tot een ‘politicization of perception’ te verworden: de pedagogie wordt kortom door Deleuze in die richting al doordacht en aangepakt, maar een uitvoerige en gedegen bespreking van de film Elephant (Gus van Sant, over onderwijs) in het kader van Deleuze en Guattari’s denken levert (refererend aan Lacan) een nog net wat andere nieuwe pedagogie op: “a pedagogy of self-refleXion, the capital X being a grapheme that denotes the importance of the Outside when it comes to thinking.” De kunstenaar/docent dient een dergelijke pedagogie (even los van wat die precies betekent) in de praktijk te brengen. We komen daarmee dicht bij het spanningsveld dat Wouter Pols in Nederland onder de aandacht heeft gebracht: namelijk het spanningsveld waar Deleuze, Lacan, de wereld, en met name de pedagogie bij elkaar komen. Maar anders dan bij Pols komt bij Jagodizinski het irrationele en ontolereerbare meer naar voren en wordt daarmee dichter bij Deleuze zelf gebleven.

What constitutes the object of micropolitical cinema for Deleuze is the ‘intolerable […] but permanent state of daily banality’ (1989, p. 170). Its pedagogy must address such an ‘intolerable’ condition, ‘[t]o believe […] in a link between man and world […] otherwise I will suffocate’, says Deleuze the optimist. The potential for such a pedagogy emerges only when a disconnect between image, sound, and time via the irrational cut is made.

Een veel minder voor de hand liggende bijdrage is die van Hroch die Deleuze en Guattari vooral wil koppelen aan het thema duurzaamheid in onderwijs. Ze leunt hierbij sterk op de ecologie van voornamelijk Guattari en de geofilosofie die hij met Deleuze aanving. De belangrijkste conclusie is misschien dat denken over duurzaamheid vooral een oefening is in ‘anders’ denken, anders zijn (mooi gezegd: duurzaamheid als het verduurzamen van potentialiteit). Het is daarmee niet gek om voor het nadenken over onderwijs en duurzaamheid een onderzoek te starten naar ‘leefomgeving’ en ‘habitat’ – wat dan gekoppeld kan worden aan ‘milieu’ (in het Frans zowel omgeving als ‘midden’), community, verbondenheid en interactie en zelfs ‘gewoonten’. Kortom, hier kan een onderzoeksterrein ontstaan wat duurzaamheid, pedagogie, onderwijs en het werk van Deleuze en Guattari zeer intiem met elkaar verbindt. Blijkbaar hebben Rosi Braidotti en Adrian Parr op dit vlak al interessant werk verzet. Franco Berardi maakt in zijn stuk op de voor hem kenmerkende manier duidelijk dat daarbij subjectivering, meer lichamelijk refreinen en ritmes, en mentale autonomie de basis zouden kunnen vormen.

Niet voor niets wordt in een aantal essays afstand genomen van de reguliere (wetenschappelijke) aanpak of lineaire verteltranten en zien we steeds meer poëtische omschrijvingen en zoekende formuleringen. Het gaat tenslotte over verlangens, het irrationele, en over mentale autonomie. Dat maakt een wat vrijer schrijven noodzakelijk. Dat is waarom Deleuze en Guattari ook zo vaak als ondoorgrondelijk worden gezien: je moet afkomen van eenvoudige definities, heldere betogen en eenvoudige dualiteiten. Dualiteiten zoals onderwijs vs leren, lichaam vs geest, subject vs object worden losgelaten of doorbroken omdat het enkel doet vastroesten in een denken in opposities.

En ook dat kan direct een overweging zijn voor het onderwijs zelf: Cole vraagt zich af hoe onderwijs zonder bijvoorbeeld die dualiteiten eruit kan zien, juist ook in de lesstof, in het klaslokaal zelf. Dualiteit is keuzes maken: of het een, of het ander. Is er een manier om ‘voorbij dualiteit’ te komen? Wederom op basis van een film (Good, 2008) wordt deze mogelijkheid besproken en die mogelijkheid is een onderwijskundige nomadologie. Het is het gebruik van een ‘machinist object’ dat als derde optie wordt gecreëerd, waarbij de eerdere dualiteit wordt doorbroken. Die derde optie creëert geen nieuwe dualiteit maar kan oneindig worden doorgevoerd, dualiteit wordt afgebroken en in de klas is het bij tegenstellingen een kwestie van doorzoeken naar verdere opties die vanzelf de eenvoudige tegenstelling zullen gaan tegenwerken. Het is een soort tactiek die altijd gebruikt kan worden als het denken lijkt vast te lopen op onoverkoombare conclusies. En van daaruit stelt Cole een paar projecten voor met de waanzinnige maar ook leuke namen: ‘Guattari–Freinet machinic object’, ‘breakthrough/breakdown/breakout’ en ‘self-immolating line of flight – contra machinic répétition mortifère’ – ach, voor de uitwerking van deze projecten verwijs ik graag naar het artikel zelf. En ook voor de daarbij aansluitende, enigszins schematische, uitwerking van hoe deze projecten moeten worden ‘bestuurd’ als een vorm van niet-representatieve politiek: vaak vermomd en gecamoufleerd binnen het bestaande onderwijssysteem en de daarbij behorende controlerende instanties. Waarschijnlijk doet u er goed aan het stuk zelf te lezen want dat zou hier allemaal te ver voeren.

En dat moet dan ook maar de conclusie van deze bespreking zijn. Zoals Deleuze en Guattari willen is filosofie en onderwijs geen helder afgebakend vakgebied of vaststaand geheel aan hypothesen en denkrichtingen. Wat Deleuze en Guattari willen is je aan het denken zetten, iets in werking zetten, opdat je de vaste grond onder je voeten kwijt raakt en je met behulp van nieuwe concepten probeert wegwijs te maken. En dat betekent steeds weer verder verdiepen in de materie, verder lezen, nieuwe projecten uitstippelen. Uiteraard roept dat bij sommige onderwijstheoretici veel weerstand op. Het is zeer makkelijk om een paar zinnen uit het hier besproken boek te nemen en aan te geven wat een rare termen en belachelijke formuleringen er worden gebruikt. Dat is zo. Maar dat neemt niet weg dat daarmee het gangbare filosofische denken over onderwijs ten minste een beetje wordt uitgedaagd, dat termen als pedagogie en duurzaamheid op een verfrissende manier voor het voetlicht worden gebracht en er altijd een uitdaging in zit om er je eigen gedachten over te vormen en op ten duur zelf nieuwe nog onbegane denkrichtingen te exploreren. Er vallen nog zo veel kritische vragen te stellen, er is nog zoveel denkwerk te doen en er zijn nog zo ontzettend veel radicale onderwijsexperimenten uit te voeren! Er zijn nog talloze prachtige onderwijsfilosofische projecten te doen die het reguliere onderwijs verrijken, weerbaarder maken, of zelfs meer activistisch en tegenmaatschappelijk onderwijs realiseren: Deleuze en Guattari bieden ons nog altijd talloze kansen en dit boek is als geen ander boek in staat die kansen in kaart te brengen. Maar dan wel een soort ‘in kaart te brengen’ of ‘in diagrammen te vatten’ zoals de Freitas wil. Zij legt namelijk bloot dat kaarten ook altijd ook weer een imperialistische en commerciële belangen dienen en dat we naar diagrammen en schema’s zullen moeten zoeken die juist niet betekenis willen vastleggen maar nieuwe creatieve onderzoeken kunnen stimuleren. Geen representatie of interactie dus, door middel van het in kaart brengen, maar een productieve doorbreking daarvan zodat nieuwe openingen zich aandienen.

Wat een geweldig boek voor dat soort ‘in kaart brengen’ voor de onderwijsfilosofie aan de hand van Deleuze en Guattari! Wat een uitdaging voor elke onderwijsdenker!

 

 

1 thought on “Matthew Carlin, Jason Wallin – Deleuze and Guattari, Politics and Education [essays]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *