Friedrich Nietzsche – Morgenrood
En dat is wel een uitdaging voor het onderwijs te noemen. Alle ethiek wordt ondergraven, weg dus met alle gangbare moraliteit en ethische richtlijnen! Weg met al het geredeneer in oorzaak en effect van ons handelen. Weg met het denken van ons dat ons verleidt tot schuld geven, straf, minderwaardigheid en berisping. Weg ook met geneuzel over deugden, klassieke vorming, inwijding in het leven! In talloze aforismen neemt Nietzsche stelling tegen dit alles, waarvan er hieronder een aantal zijn opgenomen.
Van dit alles afstand nemen: dat wil niet zeggen dat we ons keren naar irrationaliteit, dat we beter maar kunnen ophouden met al het redelijke gedrag, of dat alle opvoeding en onderwijs moet stoppen. We moeten juíst redelijk worden, nóg redelijker wellicht. We moeten eerder niet te makkelijk voor makkelijke (morele) denkbeelden vallen. Onder die makkelijke denkbeelden valt bijvoorbeeld het altruïsme. Beroep je alsjeblieft niet op een medemenselijkheid, medelijden of meevoelen met de ander: dat is je reinste onzin en het is allemaal evengoed egoïstisch te noemen vanuit andere redenatie. Te makkelijke denkbeelden zijn ook civilisatie, beschaafdheid, rechtvaardigheid, menselijkheid, matiging, dapperheid, intelligentie, en volwassenheid: uiteindelijk zijn dit allesbehalve goede gronden om onderwijs of opvoeding op te bouwen. Zelfs je meest intieme gevoel of het meest hardnekkige geloof is gewoon aangeleerd en dus echt niet iets om uiteindelijk op te vertrouwen. Nietzsche ondergraaft als geen ander kortom stuk voor stuk alle mogelijke gronden voor ethiek, moraal en ‘goed’ handelen. Zelfs een poging onszelf als ‘subject’ in de ‘wereld’ te doorgronden zou Nietzsche verfoeien: we kennen onszelf nauwelijks en de wereld die we kennen is slechts datgene wat onze organen waarnemen: ‘de gewoonten van onze zinnen hebben ons ingesponnen in de leugens en het bedrog van de gewaarwording: die op hun beurt vormen de grondslagen van al onze oordelen en ‘inzichten’, – er is op geen enkele manier aan te ontkomen, er zijn nu eenmaal geen sluip- en vluchtwegen naar de werkelijke wereld!’ Zowel ‘ik’ als ‘mijn wil’ als allerlei doelen en ontstaansgronden zijn niet meer dan lachwekkend als fundament. Nietzsche schrijft dan ook, niet direct in betrekking tot het voorgaande maar er helder verwoordend hoe hij erover denkt: ‘in werkelijkheid is het zo, dat wie aan deze voorstellingen gewend is geraakt, een leven zonder deze niet wenst: laten het dus maar voorstellingen zijn die voor hem en zijn behoud noodzakelijk zijn, – maar wat een aanmatiging, te decreteren dat alles wat voor mijn behoud noodzakelijk is ook werkelijk dient te bestaan!’ en ‘de onderwerping aan de moraal kan slaafs of ijdel of zelfzuchtig of berustend of bot-dweperig of gedachteloos of een daad van wanhoop zijn, net als de onderwerping aan een vorst: op zich is zij niets moreels.’ Hieruit wordt ook de complexiteit duidelijk van wat Nietzsche wil doen en wat men later bij Foucault sterk ziet terugkeren: juist de geschiedenis (ook Foucault spreekt terecht liever over genealogie) met bijbehorende strategie en technieken te analyseren en algemeen geaccepteerde ideeën omtrent bijvoorbeeld straf binnen een dergelijk veelbetekenende analyse te begrijpen en daarmee een zekere kritiek werkzaam te maken. Want het gaat er bij deze schrijvers om te begrijpen, te beredeneren, om zo algemene geldigheid of absoluut imperatief onderuit te halen en vervolgens te kunnen laten zien welke vormen het aanneemt en hoe het werkt – en dus ook de beperking en de uitdaging die het meebrengt aan te tonen. Ondanks deze genuanceerde denkbeelden probeert Nietzsche je sterk in te palmen, hij zet je aan het denken en vuurt allerhande overdenkingen op je af. Hij schrijft vaak in de vorm van een directe aanklacht of expliciete oproep:
Het is zeker niet zo dat Nietzsche daarmee niets meer heel laat (ondanks de ook in dit boek sterk nihilistische toon). Let wel: Nietzsche wil niet alle vormen van straf afschaffen maar bekritiseert het ‘begrip’ straf dat ‘de hele wereld overwoekerd heeft’. Door zijn manier van schrijven wordt Nietzsche maar al te vaak als te bot of radicaal afgedaan maar iemand die secuur leest en erover nadenkt weet wel beter. Desalniettemin is de boodschap hard en veelomvattend voor het onderwijs: Nietzsche wil wel degelijk resoluut een andere weg bewandelen en al het gangbare denken over onderwijs kan met dit (en volgende) boeken van Nietzsche dus sterk worden bekritiseert. Laten we in plaats van morele of ethische overwegingen ons verlaten op ‘enkel’ voortgang. Nietzsche wil het gestolde afstompende onderwijs dat we kennen een zet vooruit geven. In beweging blijven, nieuwe gronden zoeken, nieuwe mogelijkheden verkennen. Juist het onderwijs moet door! Juist het onderwijs moet zich niet ingraven, zich op een absoluut fundament baseren, of zich op een laatste ethiek baseren. Doorbreek dit alles telkens weer! En juist dat antwoord is voor Nietzsche wel degelijk een positieve oplossing. Juist deze ‘voortgang’ ís een volwaardig alternatief. Waarbij die voortgang niet ‘vooruitgang’ is, want vooruitgang is vanzelfsprekend, dat is al onderdeel van het juist zo beperkende denken dat we kennen (in de huidige tijd zeker, in een cultuur van ‘handeldrijvenden’ zoals Nietzsche die omschrijft). Nee, voortgang is het ‘zichzelf telkens weer achter zich laten en er helemaal niet bij nadenken of iemand anders hen volgt. “Waar ik halt houd, daar vind ik mijzelf alleen: waartoe zou ik halt houden! De woestijn is nog groot!” – dat voelt iemand die zo voortschrijdt.‘. Zo schrijft Nietzsche met een metafoor: ‘De slang die niet kan vervellen, gaat te gronde. Zo ook de geesten die men verhindert van mening te veranderen; zij houden op geest te zijn.‘ of verwijst hij in het allerlaatste aforisme naar de vogels die zo ver vliegen als ze kunnen en dan neerstrijken – om vervolgens te weten dat andere vogels weer verder zullen vliegen. Vooruitgang is een verlichtingsgedachte, geschikt voor iemand die Socratische deugden, Rousseau’s opvattingen en Kants filosofie aanhangt: Nietzsche maakt er korte metten mee. Voortgang is daarentegen een soort zuivering die Nietzsche in elke cultuur aanhangt. Zuivering betekent niet zozeer ulitarisme of racisme (Nietzsche spreekt wel van verschillen in ras maar zonder vooroordelen en zonder verwijzing naar enige superioriteit van enig ras of wat dan ook). Zuivering betekent voor hem een immer doorgaande verbetering, als een soort ‘dieet’ misschien, of een doorgaande oefening, als avonturiers, als ontdekkers, van en door iedereen, ook door ieder volk of gemeenschap. We moeten zelf experimenten zijn, we moeten proefstaten stichten, we moeten slechts ‘voorlopig’ bestaan, we moeten passend handelen bij wat in ons werkt, bij wat ons maakt tot wie we zijn. Voorbij alle ethiek en moraal dus. Een imperatief tegen alle moraal. Misschien kunnen we dát ook pas leren noemen. Leren is ook jezelf begiftigen met juist datgene wat je eerst door ethiek of moraal of opvatting uitsluit. Leren is niet makkelijk, het is iets wat je moet kunnen. Het is niét een verdedigende houding aan te nemen tegen iets vreemds of nieuws, het is een leergierige houding aannemen – het in je opnemen, instuderen, toe-eigenen, ervaren van wat je eerst als niet-eigen beschouwde. Als een soort dief iets toe-eigenen wat niet van jou is. Alsmaar een nieuw studieplan, alsmaar een verder leren, alsmaar je fundamenten op het spel zetten: dat is leren. Het is jezelf telkens verfijnen, bevragen, confronteren. Het vraagt nogal wat van ons, het is waarschijnlijk niet voor iedereen weggelegd. Het gaat gepaard met waarschuwingen, eenzaamheid, het zoeken van goede leraren, het afstoten van datgene wat ‘de wereld’ in ons waardeert. Maar dit is wel precies waar Nietzsche voor staat.
Nietzsche’s aforismen klinken uit het hart gegrepen. Dat is niet gek aangezien het is geschreven als Nietzsche zijn vrijheid heeft herwonnen na een vervroegd pensioen van de universiteit (1879) en na een losmaking van Wagner. Dat maakt dit boek misschien ook zo openhartig en vrijheid minnend. Nietzsche praktiseert in dit boek vooral ook wat hij zelf voorstaat om het eind steeds weer verder te zoeken. Hij schrijft wat hij zelf als zijn opdracht ziet: ver weg van vrienden, in eenzaamheid verder te leren, te studeren, te ontwikkelen. Hij voelt zich jonger en wijzer dan voorheen, en misschien moet zijn filosofie ook wel een brug slaan tussen datgene wat het kind leert en wat de ouderen hebben ingezien, als een soort verzoening, in het steeds weer verder ontwikkelende en voortschrijdende. Nietzsche wil tegelijk op de mensheid vooruit lopen als kinderlijk blijven. Een open, speelse, serieus kinderlijke, zuiverende, voortgang-gedreven onderwijsfilosofie dus: Nietzsche neemt daarmee in de onderwijsfilosofie nog altijd een uiterst belangrijke positie in! Deze boekbespreking is geplaatst binnen de volgende categorieen: 1881, Experiment, Kant, Leertheorie, Nietzsche, Plato / Socrates, Racisme, Rousseau, Wereld |
Bedankt voor dit mooie artikel.
Nietzsches werken zijn dooradert van liefdesverklaringen aan de progressiviteit. Kijk maar hoe hij zijn hang naar Het Nieuwe verwoordt in de Vrolijke Wetenschap: “ Uiteindelijk worden we altijd beloond voor onze goede wil, ons geduld en zachtheid met wat vreemd is; geleidelijk werpt het zijn sluier af en blijkt het een nieuwe en onbeschrijfelijke schoonheid te zijn (p 262).” Hij voelt enorme liefde voor de mens die zich eeuwig bezighoudt met het verversen van zijn perspectieven. Die versie van de mens is hij later de übermensch gaan noemen. Deze mens, die van paradigmaverschuiving naar paradigmaverschuiving leeft, heeft een flexibele, krachtige, open geest, die te trainen is met meditatietechnieken uit bijvoorbeeld het Zen Boeddhisme of het Satanisme. Door die getrainde geest, kan de übermensch zich continu uitrekken naar de meest gezonde versie van zichzelf, de meest passende versie ten opzichte van de omgeving, de toekomst tegemoet tredend met open armen. Hedendaagse psychedelische rockbands weten het gedachtegoed van Nietzsche (al dan niet bewust) ook goed te verwoorden:
Black then white are all I see in my infancy
Red and yellow then came to be, reaching out to me
Lets me see
There is so much more
And beckons me to look through to these infinite possibilities
As below, so above and beyond, I imagine
Drawn outside the lines of reason
Push the envelope, watch it bend
Over thinking, over analyzing separates the body from the mind
Withering my intuition leaving opportunities behind
Feed my will to feel this moment
Urging me to cross the line
Reaching out to embrace the random
Reaching out to embrace whatever may come
I embrace my desire to
I embrace my desire to
Feel the rhythm, to feel connected
Enough to step aside and weep like a widow
To feel inspired
To fathom the power
To witness the beauty
To bathe in the fountain
To swing on the spiral
To swing on the spiral to
Swing on the spiral
Of our divinity
And still be a human
With my feet upon the ground I lose myself
Between the sounds and open wide to suck it in
I feel it move across my skin
I’m reaching up and reaching out
I’m reaching for the random or what ever will bewilder me
What ever will bewilder me
And following our will and wind we may just go where no one’s been
We’ll ride the spiral to the end and may just go where no one’s been
Spiral out, keep going
Ik weet niet of deze tekst (van de band Tool volgens mij) het gedachtegoed van Nietzsche goed weergeeft, maar in ieder geval wel een leuke toevoeging dank!