IDEO – Design Thinking for Educators

Er is een internationaal gerenommeerd ontwerpbureau dat zich bij uitstek uitspreekt over het onderwerp ‘ontwerp in het onderwijs’: IDEO. Dit bureau noemt onderwijs één van hun specifieke expertises en de projecten liegen er niet om: meest bekend is een toolkit met specifieke methoden om ‘design thinking’ in het onderwijs toe te passen, zoals te lezen bij ‘design thinking for educators’.

Een interessante vraag is of docenten daadwerkelijker ontwerpers zijn, zowel in theorie als in de huidige onderwijspraktijk. Dat is de eigenlijke vraag die hieronder centraal staat. Als u gewoon meer info wilt over de toolkit kunt u terecht bij IDEO zelf.

IDEO claimt nergens dat ze docenten tot ontwerpers willen maken – David Kelley (oprichter van IDEO) ziet de toolkit vooral (of zelfs enkel) als een manier om docenten vertrouwen in hun eigen capaciteiten te geven. Dat lijkt terecht: de professionele ontwerppraktijk (vooral architectuur, grafisch ontwerp en industriële productdesign) is niet te reduceren tot een ‘mindset’ of toolkit, maar is een veel uitgebreidere verzameling van bijvoorbeeld specifieke vaardigheden, theorie, esthetiek, visie en commercie. Mogen docent-ontwerpers een plek opeisen in deze ontwerpprofessie? Wat maakt het voor het onderwijs zo interessant om leentje buur te spelen bij het ontwerpvakgebied?

He tontwerpproces volgens IDEO.
Het ontwerpproces volgens IDEO.

En dan is er nog een verdere vraag. In het kader van onderwijsvernieuwing schreef Jos De Kock reeds in 2007: “De wijze waarop docenten concrete keuzes maken in hun lessenpraktijk hangt … samen met de wijze waarop zij zichzelf zien als actor in het onderwijsleerproces.”. Net als Jos denk ik dat de wijze waarop docenten zichzelf zien (identificeren en profileren) essentieel is voor zijn/haar keuzes in de dagelijkse onderwijspraktijk. Een vandaag de dag meest opvallende profilering zie ik bij docenten die zichzelf ‘ontwerper’ noemen. Maar waarom?

Het lijkt me niet dat docenten zich als ontwerper an sich zouden moeten willen profileren. Het ontwerpvak is een eigen vakgebied met specifieke theorie, voorbeelden, vaardigheden en disciplines. Zo is de kernvaardigheid van ontwerpers wellicht zoals Buxton beargumenteerd het ‘schetsen’. Het woord ‘designo’ (ontwerpen = design) werd in de Renaissance gebruikt voor het schetsen/tekenen. In deze tijd was deze vorm van tekenen dé tool om te komen tot concepten en plannen voor het maken van nieuwe schilderijen, sculpturen enzovoorts. Deze (ouderwetse) betekenis van ontwerp zou je alsnog kunnen toepassen door de ontwerpers te kenmerken aan de hand van hun vaardigheid tot ‘schetsen’. Juist deze schetsvaardigheid, specifiek voor het ontwerpvak, mist bijvoorbeeld een doorsnee docent-ontwerper. Maar dat is niet alles.

Zelf denk ik dat je vrij overtuigend een traditie kan laten zien van specifieke, professionele ontwerpresultaten (producten, gebouwen, ideeen, concepten) die op elkaar voortborduren en elkaar versterken. Daarbij valt op dat de docent-ontwerper NIETS van doen hebben met deze ontwerptraditie, met de bijbehorende ontwerptheorie en zijn uitgangspunten.

Je zou met Papanek kunnen beargumenteren dat hiermee een te grote claim wordt gelegd op het vakgebied van een ontwerper. Hij schreef: “All men are designers. All that we do, almost all the time, is design, for design is basic to all human activity. The planning and patterning of any act toward a desired, foreseeable and constitutes the design process. Any attempt to separate design to make it a thing bij inself, works counter to the fact that design is the primary underlying matrix of life.” Mij bevalt echter deze té algemene opvatting van ontwerpen niet, simpelweg omdat ook niet iedereen een wiskundige is, hoewel we allemaal wel bepaalde rekensommen kunnen maken. Echter, misschien is enige verdere nuance op zijn plaats.

§1. De traditie van ‘docent-ontwerpers’ van het onderwijs

Ik denk dat een docent-ontwerper zich dus niet in een ontwerptraditie moet plaatsen, maar veel beter past in de traditie van onderwijshervormers (wat het wellicht minder sexy en meer gedateerd aandoet, maar toch). Docent-ontwerpers die dit niet accepteren beseffen niet dat zij daarmee een waardevolle en betekenisvolle traditie aan de kant schuiven van bijvoorbeeld Comenius, Pestalozzi, Herbart, en ga zo maar door. Deze onderwijshervormers kunnen een voorbeeld zijn en denkbeelden aandragen die passen bij de docent-ontwerpers en hun specifieke rol hebben binnen het onderwijs.

Grofweg kunnen zij zich binnen deze traditie verenigen onder een aantal uitgangspunten:

1. De alledaagse onderwijspraktijk is niet enkel uitvoerend (de les afdraaien), maar vergt een creatieve stap waarbij zelfstandig actie moet worden ondernomen om elke les te maken, op te bouwen, en op z’n minst naar eigen inzien te vervolmaken en niet slechts uitvoering te geven aan door iemand anders bedachte methoden en opvattingen.
2. Deze onderwijsontwerpers vinden elkaar in een specifieke ‘cultuur’ van delen en discussiëren, wat een netwerk impliceert buiten de school om, waar de nadruk ligt op concrete praktijkvoorbeelden (vandaag de dag posts, tweets of eigen blogs).
3. Er is instemming over de algemene logheid of eenvormigheid van het onderwijssysteem waarbij (juist daardoor) specifieke (onhoudbare) problemen ontstaan, met als algemene trend dat er gezocht wordt naar een toekomstgericht, minder homogeen of meer veranderlijk (‘bij de tijds’) onderwijs waarvoor door iedereen afzonderlijk verantwoordelijkheid wordt gevoeld
4. Deze groep en traditie van docent-ontwerpers worden in zekere zin gekenmerkt door hun diversiteit: er is juist hier een grote roep om uniciteit en eigen specifieke invalshoek, jargon, eigenheid. (Het grote nadeel hiervan kan zijn dat er onderling een mate van concurrentie en zelfstandigheid optreedt: je kan maar moeilijk blijven volhouden de ontwerpgedachte te omarmen zonder zelf een originele of vernieuwende blik (ook ten opzichte van andere vernieuwers) vol te houden?)

§2. Het hedendaagse type docent-ontwerpers

De posities zijn (zonder de individualiteit van alle specifieke docent-ontwerpers te willen doorbreken) onder te brengen in drie archetype docent-ontwerpers zoals ik die vandaag de dag herken in het Nederlandse onderwijs. Hiermee wordt de diversiteit binnen deze zeker niet homogene groep geprobeerd te duiden en dit vorm aanknopingspunten om de ontwerpers van het onderwijs specifieker te adresseren en te ondersteunen. Al deze archetype docent-ontwerpers delen de uitganspunten, belangen en interessen van de alle docent-ontwerpers, toch kennen alle vier een specifieke achtergrond en uniciteit. Zie het als een soort persona’s waarmee de verscheidenheid beter inzichtelijk is te maken.

Eerste docent-ontwerper: DE ONTWIKKELAAR

Iedere individuele beginnende docent is hiervan een voorbeeld. Deze docent is nog zoekend naar de beste of meest eigen werkwijze. Stelt vragen, twijfelt over zichzelf en over zijn/haar beoefening van de dagelijkse werkzaamheden. Het is de typische vrijheid en onwetendheid van een jonge docent. Samenvattend gaat het deze prille docent-ontwerper om begrijpen, bewustworden, ontdekken, verwerken. Vaak ontgroeien docenten deze onzekere fase – de term ontwikkelaar slaat dan dus vooral ook op zichzelf – het is nog geen doorgewinterde, ‘vastgeroeste’ docent in zijn/haar handelen – hoewel dat niet uitsluit dat ook ervaren docenten nog tot de ontwikkelaars kunnen worden gerekend.

Typische activiteiten: De lessen steeds anders proberen en gaandeweg veranderen om uiteindelijk te merken wat het beste werkt. Vindt het fijn om af en toe bij anderen te kijken of stelt vragen aan collega’s. Wil het graag beter doen maar heeft geen zendingsdrang naar anderen toe. Zoekt naar voorbeelden, ook bijvoorbeeld buiten het onderwijs. In ontwerptermen kenmerkt de aanpak zich door ‘Design by Doing’ – de uitkomsten zijn van tevoren niet geheel voorspelbaar (in ieder geval niet voor de docent zelf). Dit in tegenstelling tot een aanpak die je ‘Doing by Design’ zou kunnen noemen: dit hoort bij de groep hieronder.

Tweede docent-ontwerper: DE CURATOR VAN VOORUITGANG

De curator van voortgang wil bij een bepaald probleem een oplossing verzinnen waardoor het beter, mooier, efficiënter, leuker gaat. Hij wil zich ook publiek en politiek profileren omdat dit zijn mogelijkheden vergroot. Hij/zij neemt behapbare, effectieve stapjes richting nieuw (soort) onderwijs. De docent-ontwerper benoemt duidelijke doelen, experimenteert om verder te komen, neemt verantwoordelijkheid.

De curator oefent draag enige politieke of bestuurlijke visie uit. Deze docent wordt al gauw schoolleider of gaat uit het onderwijs weg.

Uniek voorbeeld (voorbeeld in de zin van voorloper en aanjager) hiervan is in mijn ogen Jelmer Evers die zichzelf ook als ontwerper en curator profileert op zijn site.

Derde docent-ontwerper: DE DOENDENKERS

De Open Universiteit kent twee focusopleidingen specifiek voor docenten: een opleiding tot docent-ontwerper en een opleiding tot docent-onderzoeker. Zelf zou ik de docent-onderzoekers ook tot de docent-ontwerpers willen rekenen en de vakken uit de cursus geven hiertoe ook aanleiding. Maar het is wel een specifieke groep die ik hier ‘doendenkers’ heb genoemd.

Deze specifieke groep docenten gebruikt onderzoek, filosofie, wetenschappelijke inzichten om de onderwijspraktijk inhoudelijk te beschouwen en te doordenken. Deze kennis en inzichten moeten het onderwijs voeden en versterken – het is uiteraard geen doel op zich. Professionaliteit van de docenten en argumentatie voor eigen (en andermans) handelen staan voorop.

Typische activiteiten bestaan uit het toepassen van wetenschappelijke artikelen en filosofische beschouwingen in de onderwijspraktijk. Proberen de inzichten te vertalen naar eigen lesopbouw, instructies of type opdrachten.

Uniek voorbeeld (voorbeeld in de zin van voorloper en aanjager): Blogcollectief Onderzoek Onderwijs.

§3. Een hedendaagse visie op de rol van docent-ontwerpers

Deze drie archetypen docent-ontwerpers lijken de hedendaagse vormen waarin vernieuwing en hervorming in het onderwijs wordt bewerkstelligd vanuit de docent zelf. Dit is essentieel voor een levendig, dynamisch en adaptief onderwijssysteem dat ook in deze tijd heel waardevol kan zijn. Hoewel het geen ‘echte’ ontwerpers zijn, nemen ze een belangrijke plaats in binnen het onderwijs en verenigt de verwijzing naar het ‘ontwerper’ ze wel op een mooie manier.

Ik zou hierom willen pleiten voor een betere facilitering en organisatie van al deze docent-ontwerpers zowel binnen als buiten hun eigen schoolcontext: met oog voor de verschillende type docent-ontwerpers, passend bij de uitgangspunten, met heldere onderscheidingen. Omdat alle drie typen verschillende uitdagingen ontmoeten binnen het onderwijs zoals we dat kennen. En neem daarbij de eigenheid en ervaring van deze individuele docent-ontwerpers uiterst serieus. De waarde van de laatste twee archetypen is volgens mij onbetwist, maar het lijkt me van belang de kracht en massa van de eerste archetype niet te vergeten en de link tussen de drie te benadrukken.

Het vergroten van de algemene groep docent-ontwerpers lijkt mij een nastrevenswaardig doel. Beginnende, jonge docenten hoef je hier niet warm voor te maken, ze zijn het duidelijk al zoals nu wel duidelijk is. Behouden is hier eerder op zijn plaats, zorg dat ze het niet verleren. Voor alle overige docenten merk ik dat de specifieke ontwerp-insteek van een docent niet simpelweg in een cursus wordt aangeleerd of uit de boeken kan worden begrepen. Zie hierover het heldere artikel met de veelzeggende titel “Learning “design doing” is experiential and social“.

Al eeuwen circuleren er boekjes en uitgaven over specifieke methoden en modellen om het onderwijs vorm te geven op basis van een ontwerpidee. Deze methoden kunnen we ‘ontwerpmethoden’ noemen. Al deze boeken vertellen misschien wel hoe je zelf een lesplan, curriculum of lesmethode kan maken, maar maken je nog niet tot een ontwerper. Een ontwerper kan net zo min begrepen worden door te verwijzen naar een set ontwerptaken zoals soms wordt gesuggereerd. Het doel van de boeken en methoden is waarschijnlijk om meer mensen te laten inzien dat je als docent ook zelf het lesmateriaal of de lesopzet kan bepalen. Ik ben het grondig met Rob Martens eens dat de docent beter zelf leermateriaal kan maken: ‘Als actieve maker of arrangeur van (ict-gebaseerd) leermateriaal kan hij zelf zijn verantwoordelijkheid nemen voor het onderwijs dat nodig is om leerlingen optimaal voor te bereiden op de wereld van morgen.’ Om de docent meer als ontwerper van het onderwijs te laten functioneren lijkt me dit een goede stap en dus een gerechtvaardigde. Het uiteindelijke doel moet en kan echter verder liggen dan een rechtvaardiging en ook Martens is hiernaar op zoek.

Mijn voorstel op dit punt is om niet een methodologisch kader te omarmen of een zoveelste theorie van het onderwijs-ontwerp te ontwikkelen, maar een andere route te kiezen naar een vermenigvuldiging van docent-ontwerpers. Ik stel u graag een ideaaltype docent-ontwerper voor die in deze tijd kan fungeren als aansprekend mikpunt, voorbeeld of visie voor elke docent, schoolleider, onderwijsdirecteur of bestuurder – waar iedereen op zijn eigen manier op de persoon toegesneden invulling aan kan geven, mocht hij/zij dit overigens niet al doen. Zie het als een eerste schetsmatige poging om dit ideaaltype uiteindelijk scherp voor de geest te krijgen.

Conclusie: Naar een ideaaltype van de hedendaagse docent-ontwerper

Het ideaaltype docent-ontwerper is een creator van zowel relaties, omgevingen als inhoud. Juist de meest vaste opvattingen binnen het onderwijs worden uitgedaagd en vormen een voedingsbodem voor experimenten om het experiment zelf. De docent is niet gericht op eenvoudigweg meer kennisoverdracht, meer orde in de klas of hogere cijfers, maar maakt hier hooguit gebruik van op zoek naar nieuwe, nooit gedane, verrassende en/of ongehoorde mogelijkheden van het onderwijs.

Deze docent zoekt consequent naar een zekere verschoning, doorbreking of dwarsdenken – binnen of op de grens van de institutionele, systematische structuur van het hedendaags onderwijs. Het is hierbij van geen belang om de nut of zinvraag te stellen van de resultaten die hij hiermee behaalt – een antwoord zal simpelweg altijd verwijzen naar de waarde van het proces zelf. Deze docent zoekt naar de mazen in het systeem, wil veel ruimte om zelf het handelen te bepalen, doorbreekt controle-middelen of hiërarchische structuren.

Deze docent is met recht een ontwerper – hij wordt meer dan iemand anders gekenmerkt door een unieke, bewuste combinatie die hij net als een ontwerper maakt tussen esthetiek en politiek – waardoor hij (impliciet) oog heeft voor, en uitdrukking geeft aan, hetgeen mooi en belangrijk is aan ons onderwijs.


Reactie van Martin Boere (20 maart 2014 om 13:28)
Docent-ontwerpers zijn in het Nederlandse onderwijs bij voorbaat gedoemd om te falen. Een échte ontwerper gaat namelijk tot de bodem van de materie van zijn leeronderwerp en is er op uit om door te dringen tot de kiem van het leren. Hij accepteert zijn mislukkingen, terwijl zijn successen hem in staat stellen om steeds verder over de horizon heen te kunnen kijken. Deze eigenschappen maken dat hij onvermijdelijk verwijderd raakt van zijn werkkring, daar hij voor zijn collega’s datgene vertegenwoordigt waarvoor zij als de dood zijn, n.l. diepgang en permanente verandering.
Reactie van Jan Lepeltak
(15 maart 2014 om 13:50)
Een goede docent is volgens mij(ook) een ontwerper van zijn eigen onderwijs. Dat geldt nog eens extra door de nieuwe media die we in het onderwijs tot onze beschikking hebben. Het is daarom terecht dat in de lerarenopleiding tegenwoordig aandacht wordt besteed aan vormen van aktie-onderzoek (in de traditie van Kurt Lewin) of practice-base research en design-research (ik denk aan het werk van Daan Andriessen). Voor het onderwijs en met name de didactiek is het belangrijk dat je op een snelle en doeltreffende wijze leert van je interventies. Peer review is daar een hulpmiddel bij. Voorwaarde is wel dat de leraar er wel de tijd voor moet hebben/krijgen. Inmiddels is er veel literatuur over aktie-onderzoek verschenen. Mijn devies is: keep it simple en zorg van handige tools.
Reactie van mvanmartijn
(24 februari 2014 om 11:25)
Een heerlijk stuk. Aan het begin even weerstand oproepen (docenten zijn geen ontwerpers), om dan op het einde mooi opgebouwd tot het ideaal van een docent-ontwerper te komen.
Eerste vraag: Als deze ideale docent ‘met recht een ontwerper’ is, schetst deze dan ook? Is dat wat er bedoeld wordt met experiment om het experiment?
Tweede vraag: hoe verhouden de ontwerpgereedschappen van ‘echte’ ontwerpers, zoals die van IDEO, tot het proces van de ideale docent-ontwerper? Ik ben het ermee eens dat de ‘standaard’ modellen voor het ontwerpen van onderwijs voor deze ‘dwarsdenker’ waarschijnlijk niet volstaan, maar welke doen dat dan wel, of worden er helemaal geen modellen gebruikt? In die zin zie ik wel wat in die van IDEO. [Ideetje: is de IDEO Toolkit aan te passen voor deze ideaaltypische docent-ontwerper?].
Verder nog een typo in het Engelse citaat.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *