Annette Krauss e.a. – Hidden Curriculum
Het idee van een verborgen curriculum is zeker niet nieuw, diverse theoretici hebben op een verborgen curriculum gewezen. Het is een terugkerend thema over de jaren heen, met name bij onderwijscritici. Exemplarisch is het boek van Kathleen Lynch daarover uit 1989, wat stellig is over het belang van het bestuderen van dit verborgen curriculum. Juist dit verborgen curriculum reproduceert namelijk volgens haar maatschappelijke en sociale ongelijkheid. Lynch maakt duidelijk dat het bestuderen ervan lastig is: het wordt vaak verbloemd door aan de ene kant universele opvattingen omtrent school (school moet nou eenmaal een bepaald soort gewoonten en overwicht hebben om vanuit een sterke positie te kunnen functioneren in het belang van iedereen) en aan de andere kant particuliere ervaringen op school (persoonlijk heb ik eigenlijk best een leuke tijd gehad, ik voelde me best vrij om te doen wat me goed leek). Het verborgen curriculum zet iets tegenover deze opvattingen, het wil een ander soort studie doen, het probeert meer specifiek te beschouwen wat er dan precies voor gedragingen en waarden haast automatisch worden ingeprent en wat de specifiek uitwerking daarvan is. Krauss pakt het thema op om daaruit een kritische artistieke praktijk te ontwikkelen. Het is een origineel, prikkelend en activistisch project. Hier wordt namelijk met leerlingen van twee daadwerkelijke middelbare scholen in Utrecht, in een artistieke onderzoekscontext, gezocht naar ‘verplaatsingen in de ruimte en kennis die verborgen structuren en impliciete aannames zichtbaar maken‘ – waarmee het verborgen curriculum dus zichtbaar zou kunnen worden. Bijvoorbeeld: als een leerling alle plantenpotten uit een schoolgebouw verzamelt om daarmee een specifieke schoolgang anders in te richten, dan zullen de andere leerlingen en docenten geconfronteerd worden met hun eigen aannames (zoals “dat hoort niet”, “we moeten het snel opruimen”, “we moeten door naar de volgende les dus we zeggen het tegen de conciërge”, “leerlingen mogen niet aan schoolspullen komen zonder te vragen, dus er moet straf komen”, …) en met die confrontatie wordt natuurlijk aan de kaak gesteld dat er blijkbaar hele strakke indelingen zijn omtrent wie wat mag verplaatsen, hoe de ruimte ingericht moet zijn, hoe snel ongewenste aanpassingen gecorrigeerd moeten worden, enzovoorts. Vanuit die blik is het verplaatsen van de plantenpotten in de school uiterst leerzaam. Het maakt de alledaagse ‘navigatie’ zichtbaar, die Krauss al meer kritisch heeft onderzocht met haar werk, en zet die op dat moment even op losse schroeven – en juist die navigatie is (deels) gestuurd door het verborgen curriculum. Zoals ze zelf zegt is ze erg geïnteresseerd in het op die manier bevragen van hoe specifieke normen en waarden onze alledaagse know-how en praktijken controleren. In een interview, ook over hoe dit boek onderdeel is van een groter project, wordt gesproken van ‘various kinds of actions and tactics challenging enforced cultural values and attitudes (e.g. punctuality, tidiness, etc.)‘. Het gaat dan vaak of lichamelijke, fysieke praktijken – de manier waarop en ook waar je loopt, zit, beweegt of stilstaat. Juist op dat niveau speelt het verborgen curriculum het meest en worden relevante ontdekkingen gedaan.
Dit soort verplaatsingen (zowel ruimtelijk als cognitief) zullen sommige docenten meteen herkennen, maar dan zonder er op bovenstaande manier stil bij te hebben gestaan. Er wordt door leerlingen namelijk altijd al op allerlei manieren trucs uitgehaald om het monotone en gestructureerde onderwijs even te doorbreken en tegen het licht te houden. Het zijn subversieve oefeningen, die de dagelijkse sleur, de reguliere aannames en de structurerende zekerheden van iedereen ondermijnen zonder daartegen direct oppositie te voeren. Krauss is als geen ander in staat om de kwaliteiten van dergelijke acties te benoemen en de discussie te starten over wat de juiste reactie is op een dergelijke, bewust wat provocatieve maar uiterst serieuze en belangrijke ingrepen. De acties weet zij in degelijke ‘workshops’ (die na te lezen zijn in het boek) te bespreken, aanjagen en uitvergroten om ze ook op een schaal te beoefenen die de school ontstijgt. Andere acties, interventies en onderzoeksprojecten kwamen er haast als vanzelf uit voort.
Zoals Condorelli in een bijdrage schrijft gaat het om oefeningen die op zichzelf ook al weer allerlei potentie hebben. Iedereen kan al op hele kleine schaal ermee aan de slag. Bijvoorbeeld leraren, juffen, docenten, die – zoals Vishmidt het uitlegt – een onderwijs willen vormgeven zoals Rancière dat beschrijft: een oefening in gelijkheid, als een soort kritiek op het gangbare onderwijs, als experiment, gericht op dissensus en direct inhakend op de ‘verdeling van het zintuiglijk waarneembare’. Al zou je op zijn minst ook het boek van Krauss kunnen gebruiken om bijvoorbeeld eens een mentorles of spannende ochtend mee te vullen. En ook kan een student of leerling zich aangesproken voelen en zich op eigen houtje hierin specialiseren. Jawel, dan heeft het natuurlijk alles te maken met wat men normaal onder kattekwaad, spieken en afkijken, maar ook demonstratie of zelfs strafbaar gedrag wordt gezien – maar ondanks dat dit soort praktijken op zelfde soort ruimtelijke oefeningen kunnen zijn gebaseerd geeft Krauss in veel bredere zin aan dat dit hele belangrijke oefeningen zijn die noodzakelijk zijn om je staande te houden in het onderwijs zoals we dat kennen! Gewoon doen dus, en zorg dat het niet vrijblijvend is! Voor de meest recente workshops van Krauss over dit onderwerp en om de bijbehorende filmfragmenten te bekijken, zie http://hidden-curriculum.info/. Deze boekbespreking is geplaatst binnen de volgende categorieen: 2008, Autoriteit, Creativiteit, Cultuur, Curriculum, Ervaring, Experiment, Foucault, Leeromgeving, Marx, Rancière, School |
Pingback: Louis Althusser – On the reproduction of capitalism | onderwijs filosofie
Pingback: Jacob Lindgren (ed.) – Extra-curricular | onderwijs filosofie