Dominik Landwehr (ed.) – Digital Kids
Met kennis van TV, de werking van een smartphone, een Ipad op school, of iets opzoeken op Wikipedia heeft dit overigens helemaal niets van doen. Het gaat om het maken, volgen, en op de hoogte zijn van hele specifieke, prikkelende media-uitingen die massaal aan de jongeren worden gericht, en die bovendien een behoorlijke groep ook daadwerkelijk bereikt. In de klaslokalen kom je het misschien juist nauwelijks tegen: specifieke youtube sterren, bepaalde voor volwassenen onvindbare apps of filmpjes, maar ook bepaalde meme’s of animated GIF’s – dit is blijkbaar waar het om draait, dat is waar massaal aandacht aan wordt besteed door jongeren. Maar preciezer vertellen welke dan nu precies, dat kan ook eigenlijk niet. Voor je het weet is het namelijk al weer voorbij – die snelle grappige content is iets wat maar kort blijft hangen. Heel instant. Dit boekje probeert desalniettemin de huidige stand van zaken een beetje te beschrijven, vooral in relatie tot de meer leerzame aspecten. Maar denk niet dat je met dit boekje weer de komende jaren helemaal up to date bent. Wat in dit boekje aan bod komt is dus alles behalve een grote berg rotzooi waar je als onderwijs niets mee te maken wilt hebben. Leerzaam is het gebruik van media zeker op sommige momenten ook en daar ligt telkens in dit boek de focus. Denk aan een videogame waar je, zo denkt expert Marc Bodmer, altijd op zoek moet gaan naar nuttige oplossingen wat een relevant denken kan opleveren. Maar denk ook aan de videokanalen van mensen als CPG Grey, Veritasium, of de flauwe maar ook leerzame Epic Rap Battles of History waar geschiedkundige figuren het tegen elkaar opnemen. Maar het is zeker niet iets wat zomaar in het onderwijs moet worden opgenomen; meestal juist niet. Wat moet je er toch mee als volwassen onderwijzer? Gewoon maar negeren? Evenals al die instructie-video’s die helpen bij make-up, reparaties of technologie? En net doen alsof er geen lifestyle vloggers zijn die jongeren voorbeelden geven om bij te horen, om naar op te kijken? Of verschillende interessante online omgevingen zoals minicraft of Vine, met beide een hele verschillende maar typische manier om het te gebruiken? Het is er allemaal, zeer aanlokkelijk, zeer veelzeggend, en hoe dan ook leerzaam op een bepaalde manier: een mentor-les lijkt niet te voldoen. Als docent moet je er eigenlijk wel wat mee, maar het is en blijft een jongerenwereld waar het onderwijs door volwassenen al gauw de plank finaal misslaat. Dit boekje propageert daarom in het bijzonder een specifieke manier om er mee om te gaan: namelijk door leerlingen zelf dit soort dingen te laten maken. Zelf produceren dus. Videoproductie is een makkie geworden, een vlog kan iedereen schieten, animaties zijn best te doen, en met Makey Makey, Instructables, Make:, Aurasma, Actionbound, Canva, Scratch (of de Jr variant), Music Maker Jam, Gimp en nog veel meer kan je ook in 3D, met AR, tekenend, musicerend, door de stad heen, programmerend en bouwend aan de slag. En dan begrijpt de jongere meteen wat erbij komt kijken en kan je hen begeleiden bij wat daarin betekenis vol is, wat grenzen zijn, wanneer iets uit de hand loopt, enzovoorts. Dat is waar dit boekje met name op is gericht. Dit is de oproep die in dit boekje centraal staat. Laat de jongeren zelf mee-creëren binnen de grote flux aan online uitingen. Laat ze er onderdeel van zijn en ondersteun ze daarbij – in plaats van telkens als onderwijs het te proberen ‘in te zetten’ of ‘behandelen’. Als pleitbezorgers komen mensen van Swiss Mechatronic Art Society aan het woord. Ze richten zich dan wel vooral op gadgets en robotjes maar maken duidelijk hoe speels, leuk en toch leerzaam dit kan zijn en waarom ‘labs’ en ‘makerspaces’ of anderszins creatieve omgevingen daarvoor met minimale middelen heel succesvol kunnen worden ingericht. Beste leraren en docenten: laat de jongeren dus vooral creatief en daarmee ook selectief aan de slag gaan onder begeleiding: daag ze uit, en leer vooral ook van hen! Daar is de onderwijscontext juist zo geschikt voor. Rösch weet als geen andere de daarvoor benodigde vibe onder woorden te brengen. Hij lijkt grote sympatie te voelen voor de creatieve kids en begint zijn essay met een citaat uit “We, the Web Kids‘ van Cerzki die het gedachtegoed van deze jonge creatievelingen probeert te verwoorden. Dit is waar we in het onderwijs gebruik van kunnen maken. Hij ziet de jongeren als pioniers en wil de volwassene in de rol van mentors en hulp krijgen. De volwassene brengt levenservaring, stelt kritische vragen en geeft een compliment op zijn tijd: essentieel juist voor wat de jongeren doen, omdat zij niet altijd de (sociale) gevaren inzien of zelfreflectie beheersten. En Rösch theoretiseert dat als een media-geletterdheid of zelfs een heuse media-pedagogiek wat een hele brede en emancipatoire invulling moet krijgen opdat de jongere zich goed raad weet met al die digitale trends en online media. Zoals socioloog Franz Joseph Röll laat zien in een korte geschiedenis van de receptie van nieuwe media in de pedagogie, beginnend ongeveer bij de kritische uitspraken van Gedike over de nadelen van het gebruik van schoolboeken, moeten we ons dan niet te krampachtig laten leiden door de ‘angst voor het beeld’. En ondanks al deze terechte oproepen kan dit boek niet zonder een kritische noot. Dit boekje is bij al het bovenstaande toch ook een directe promotie van allereerst Digital Brainstorming – een cultuur-tak van een supermarktketen (Migros) – als dé zogenaamde plek voor ‘digitale cultuur en mediakunst’ – maar ook ten tweede het daaraan gekoppelde http://bugnplay.ch/ (een soort zitserse poging een variant te maken op lego-league en u19 – create your world van Ars Electronica). Juist Digital Brainstorming en Bugnplay zijn namelijk exponenten van dit meer creatief omgaan met digitale technologie en staan centraal in waar dit boek je over informeert. Het boek wil daarnaast graag internationaal het zwitserse media-kunst wereldje uitdragen: diverse publicaties gingen dit boekje in die zin al voor. Het is daarmee te lezen als één grote geavanceerde reclamefolder. Dat is toepasselijk: die online wereld staat bol van promotie en reclame, en het ís niet verkeerd om samen te brengen, te organiseren. Maar het is natuurlijk ook vercommercialiseren, een complete levensindustrie gericht op competitie, verbetering, en vooruitgang, zoals Katharina Nill beschrijft. En dat is dan weer erg onwenselijk als je het bekijkt vanuit groepen die eerder in dezelfde boekenreeks als dit boek aan bod kwamen, zoals bijvoorbeeld etoy, UBERMORGEN.COM en !Mediengruppe Bitnik. En juist dát geluid lijkt desalniettemin onmisbaar als je aan de ‘digital kids’ wilt laten zien hoe juist binnen online media en digitale cultuur ook gezocht wordt naar niet commerciële of promotionele vormen van organisatie en ontwikkeling. Dus laten we die uitingen wel degelijk op waarde schatten, meer dan in dit boekje gebeurt, om niet ongemerkt en ongewild de bizarre bubble van leuke online toepassingen voor jongeren als miljoenenindustrie tegelijk als werkelijkheid en ideaal te versterken. Laat dat de kritische noot zijn bij dit boekje. Deze boekbespreking is geplaatst binnen de volgende categorieen: 2016, Creativiteit, Eigentijds onderwijs, Experiment, ICT in onderwijs, Kinderen, Recente publicaties, Toekomstgericht |