Carmen Luke – Pedagogy, Printing, and Protestantism
Het probeert de vraag te beantwoorden waarom we het kind als een belangrijk studieobject zijn gaan zien: waarom wordt dit een soort wetenschappelijk of analytisch onderzoeksdomein? De aanpak van Carmen Luke is in grote lijnen die van Foucault waar ze dan ook meermaal naar verwijst en gebruik van maakt. Het gaat om het nagaan van een begin van een specifieke denktranten en praktijken, en om op te sporen waar deze van denktranten en praktijken van vorm veranderen. Ze laat het dan ook in belangrijke mate aansluiten bij onder andere Foucaults werk over discipline, toezicht en straf en het boek gaat daar aan vooraf wat betreft de historische periode die erin aan bod komt. Want voor die specifieke denktrant omtrent het kind komt Luke uit bij de economische, sociale en politieke omstandigheden in Duitsland van rond 1500. En gezien deze situering moet uiteraard het werk van Luther aan bod komen: juist waar hij schrijft over het individu, de alfabetisering en zijn nadruk op verplicht onderwijs voor iedereen. Maar naast Luther probeert Luke een veelheid aan toenmalige schooldocumenten en populaire literatuur in ogenschouw te nemen, zodat daaruit de opkomst van de moderne denktrant omtrent pedagogie en jeugd kan worden nagegaan. En daarbij kan een onderzoek naar de verspreiding van nieuwe massa communicatiemiddelen inzicht geven in hoe deze denktranten wordt gesystematiseerd, geformaliseerd en als daarmee als denkkader kan fungeren voor alles wat te maken heeft met jeugd, kinderen en opvoeding. Iets wat Luke omschrijft met de engelse termen ‘childhood and childrearing’. En om een schets te geven van de grote ontwikkelingen van rond 1500:
Het is niet zo dat er voor 1500 geen idee omtrent het kind bestond, maar het concept ‘kind’ zoals wij dat kennen is rond die tijd volgens Luke in zwang geraakt. Babies deden er namelijk voor die tijd nauwelijks toe (infant, tot een jaar of 6). Wat oudere kinderen (dus na grofweg 6 jaar) en pubers (zoals wij die groep nu wellicht kunnen noemen) waren vrijwel ongedefinieerd en werden samengevat als ‘kind’. Het was een soort onbepaalde tussenleeftijd, waarna je via jeugd (jong volwassene) naar volwassene ontwikkelde. Daarmee wordt het mogelijk om ouderwetse praktijken (bijvoorbeeld het inbakeren en ophangen aan de muur van jonge kinderen) te begrijpen als onderdeel van een bepaalde opvatting omtrent kinderen en hoe daarmee om moet worden gegaan. Het is ingebed in omstandigheden en concepten en moet niet gelijk te beoordeeld worden als een zielige en onverschillige methode. Vooral maakt het zichtbaar dat pedagogie zoals wij dat kennen niet een algemene of natuurlijk menselijk iets is, maar dat we het moeten begrijpen als een specifiek denkkader dat op een gegeven moment is ontstaan.
Hoe die ontwikkeling is gegaan kunnen we voor een deel nagaan in DeMause’s boek, The History of Childhood, en Hunt’s ‘Parents and Children in History‘ (wat je psychohistorische boeken zou kunnen noemen), ondanks dat deze aanpak sterk wordt bekritiseerd door Anderson in ‘Approaches to the History of the Western Family‘. Toch levert het enorm interessante informatie op vanuit het Foucauldiaanse perspectief. Centraal staat echter de aan deze boeken vooraf gaande boek van Aries ‘Centuries of Childhood‘ en het daaruit voort komen van een ‘geschiedenis van het kind‘ of ‘history of childhood’ ondanks dat dit dus in zekere zin wordt bekritiseerd of aangevuld. Juist uit deze boeken blijkt dat het kind in de middeleeuwen gewoon een miniatuur-volwassen was die enigszins voor spek en bonen zich wegwijs maakte in de maatschappij:
In de 13e eeuw krijgen kinderen ook op afbeeldingen wat meer kinderlijke proporties (in plaats van een verschaalde volwassenen) en in de loop van de 15e eeuw ontstaan ‘college’s’ en worden kinderen niet meer vrij gelaten om overal mee te lopen. In de daarop volgende tijd, dus het begin van de 16e eeuw, verandert dan ook de opvattingen over familie: het wordt meer sentimenteel en romantisch in plaats van enkel gericht op afstammen en sociale verbanden. Naast de verandering in opvatting van scholing en familie, moet ook een meer religieus politiek kader (nationalisme, oorlog, koninklijke relaties, de invloed van de paus) als invloed gezien worden voor de denktrant omtrent het kind:
En juist in al deze veranderingen, waarbij onderwijs van het kind dus ineens een heel ander kader krijgt, verschijnt eigenlijk voor het eerst ‘literatuur’ over deze doelgerichte onderwijspraktijk. Juist dan, met de opkomst van de pers en de verdere mogelijkheden van geprint materiaal kunnen deze ideeën worden verspreid. Waar het kind eerder nog in handen was van de vrouwen, begint een groep mannen zich als pedagogen, moralisten en natuurkundigen te verdiepen in de zorg voor het kind: zowel meer medische geschriften (pediatrie) als bijvoorbeeld ook qua management van het huishouden. Dit is dan gelijk, doordat het als geschrift beschikbaar werd, vrij autoritair. Enkel een deel van de mensen kan maar lezen en een veel kleiner deel schrijft dit soort pamfletten en boekjes. Dus als iets op schrift stond dan betekende dat vaak dat het een soort status van waarheid kreeg.
En juist Luther is exemplarisch voor deze constellatie van veranderingen op het gebied van families, scholing, politiek en religie. Kort samengevat die tijd van reformatie, met de boekdrukkunst en het nieuwe onderwijsidee tezamen een bron van een radicale en snelle verandering. Juist Luther lijkt in het midden van deze constellatie te opereren. Zowel in geschriften als ook in de manier waarop op dat moment in de steden en op publieke plekken werd gepredikt.
De liefhebber kan de talloze publicaties en pamfletten die Luke uit deze tijd samenbrengt erop na slaan. Zoals gezegd zijn die van Luther erg verhelderend voor die tijd, maar zeker ook Rösslin’s ‘rozentuin’ is zeer de moeite waard. Deze ontwikkeling moeten we overigens volgens Luke niet als een netjes verlopende, rustige verandering zien. Juist veel weerstand, recalcitrante ouders, opstand en weigeringen waren aan de orde. School was vooral ook meer in maatschappelijke zin nodig en vooral ook tezamen met Melanchthon streed Luther uiteindelijk voor onderwijshervormingsplannen die sterk gericht waren op disciplinering en het tegengaan van zondige impulsen. Het was een behoorlijk zware claim om iedereen zolang mogelijk in scholen te houden en waar dit niet kan de ouders qua pedagogie en opvoeding duidelijke regels en normen mee te geven, juist ook vanuit de kerk en door te verwijzen naar de bijbel. Ze vonden alfabetisering en leesvaardigheid misschien wel het allerbelangrijkste voor elk kind: want dan kon op zijn minst die bijbel worden gelezen. Ook maakt dit het mogelijk het onderwijs te geven aan de hand van gestandaardiseerde boeken en volgens vaste methode. Dit zou de effectiviteit ten goede komen en maakt ook structurering mogelijk. Lang niet iedereen was blij met dit soort ingrepen. En terug naar het concept ‘kind’: dit alles draagt bij aan de indeling van kinderen in leeftijden en niveaus, geslacht en geschiktheid voor type scholing (public schools, pedagogia, ‘hoog’ en ‘laag’ onderwijs). Het kind wordt gedocumenteerd en methodisch opgevoed. Verschillende elementen moeten worden doorlopen, het curriculum wordt bepaald en de kerk en de staat krijgen grip op de opvoeding en het onderwijs komt in teken van maatschappij en geloof te staan.
En dat is waar ongeveer het boek van Foucault dat ik eerder aanhaalde kan worden aangevat. En hoewel het Luke nergens lukt om de intensiteit van het werk Foucault helemaal te evenaren, maar ze maakt goed gebruik van zijn manier van werken om een overtuigende ‘geschiedenis’ van het kind – van de ontwikkeling van de concepten kind, pedagogie en onderwijs – juist in deze belangrijke tijd rond 1500 te duiden en daarmee voor ons als ‘natuurlijk’ opgevatte uitgangspunten een verloop en geschiedenis te geven. Het brengt een denken aan de gang dat onze voor waar gehouden opvattingen over ‘kind’ , ‘pedagogie’ en ‘onderwijs’ op zijn minst enigszins relativeert.
En hoewel Luke zelf aangeeft over onderwerpen te hebben geschreven waar ze eigenlijk expertise en kennis ontbeert, laat ze zien dat het juist zeer relevant kan zijn om dwarsverbanden te leggen met dergelijke disciplines juist om vanuit deze dwarsverbanden nieuwe inzichten op te doen. Dan kan het soms wat ‘losjes’ zijn en blijven hier en daar de analyses nog wat oppervlakkig en kunnen de specifieke woorden nog wat scherper ten opzichte van elkaar worden uitgewerkt – maar het is dan ook geen boek dat het laatste woord hierover wil hebben of alle wezenlijke details bij elkaar wil brengen om de juistheid van de conclusies te garanderen. Het is daarmee geen traditioneel academisch onderzoek maar eerdere een zoektocht naar verbanden die nieuw onderzoek kan laten ontstaan en nieuwe ideeën kan genereren. Je zou het daarmee kunnen zien als een vroeg boekje van een auteur die hier de basis legt voor haar verdere werk omtrent feministisch onderwijs en bijvoorbeeld een hoofdstuk uit ‘teaching popular culture‘ die ik aanbeveel voor mensen die een meer hedendaagse blik op onderwijs wensen waarbinnen de bovenstaande relativering van het ‘natuurlijke’ pedagogisch handelen in ogenschouw wordt genomen. Deze boekbespreking is geplaatst binnen de volgende categorieen: 1989, Feminisme, Foucault, ICT in onderwijs, Kennisoverdracht, Kinderen, Pedagogie |