Anti-autoritaire en socialistiese opvoeding

Zo ging dat: er was een ‘landelijke werkgroep anti-autoritaire en socialistiese opvoeding’ en het ’technies kollektief’ stelde een aantal teksten samen. De terminologie zegt al veel. Het gaat over aktieraden, repressie, centrale organisatie, onderdrukking, uitbuiting, proletariers, volk, revolutionairen, en allerhande marxistische opvattingen en daarop gebaseerde maatschappelijke positiebepalingen. En bovenal natuurlijk wat dat alles zou moeten betekenen voor opvoeding en onderwijs. Heel concreet, toegankelijk, altijd met voorbeelden, en ook helder geschreven. Het is 1970. Bij SUN in Nijmegen werd het de eerste uitgave van een serie die een beeld moest geven van de toenmalige discussie omtrent opvoeding in specifieke linkse kringen.

Uit de film ‘Opvoeding tot ongehoorzaamheid’ van Bott

Allereerst valt te lezen over de zogenaamde kinderwinkels in Berlijn: leegstaande winkels of later woningen waar kinderen werden opgevangen om moeders tijd te geven voor zichzelf of om te werken. De vrouw staat namelijk onder druk in deze maatschappij dus voor hen moet worden opgekomen. Maar niet door de kinderen naar een autoritaire ‘kres’ of kleuterschool te sturen natuurlijk. Er werd het ideaal aangehangen van een meer kollektief leven en werken, wat ‘vrij’ zou maken. Iets wat overigens in Nederland mooi werd beschreven door Sjef Schuurman in het boekje ‘Jullie zijn allemaal poep’ (1973). Belangrijk was om niet te ‘integreren’. Er valt daarnaast in dit meer algemene boek ook te lezen over Reimut Reiche en zijn sterk op Reich (nu zonder e) gebaseerde ideeën over seksualiteit en wat daar in onze wereld mis mee is (huwelijk en andere burgerlijke ‘integratie’, maar ook liberalisering van seks als konsumptie). In het Anthos-boek ‘Opvoeding tot ongehoorzaamheid’ (vertaald uit het Duits, bij gelijknamige film) van Gerhard Bott staat het in allerlei scenarios beschreven: in het hier besproken boek blijft het voornamelijk beschouwend. De ‘normale’ kinderopvang wordt hier beschreven als een vaak intellectuele ghetto voor de geprivileerden. Het anti-autoritaire alternatief nog niet zo makkelijk. Het is al gauw een gedoe van ‘raden’, programma’s, de zogenaamde ROTKOL, het winnen van nieuwe kameraden, strategie en machtstrijd. De discussie over wat de beste lijn is en hoe dit in de praktijk moet worden gebracht kon fel zijn. Ook in dit boek wordt de zelfkritische beschouwing van de stand van zaken meteen gevolgd door een kritiek dáár weer op. Met als belangrijkste verwijt: nog altijd is te ‘burgerlijk-idealisties’…

Een belangrijke tekst uit dit boekje is verder ‘een alternatief voor de huidige opvoeding’ waarin het idee van anti-autoritaire of socialistische opvoeding verder wordt uitgewerkt. Het is een maatschappelijk kritisch pleidooi, dat gaat over klassentegenstellingen, kapitalitische productieverhoudingen, lustvijandige moraal, het gezin als geisoleerde cel, en geluk dat wordt gelijkgesteld met een succesvolle maatschappelijke positie, waarbij de vrouw afhankelijk is van de man. Standaard verinnerlijkt het kind de normen van de ouders, volgt het autoritair onderwijs dat volledig is bepaald door de eisen die de maatschappij stelt, en de vrije tijd staat in het teken van consumptie. Als volwassen mens weten we al niet meer beter, dan dat het gewoon zo is. Het moet allemaal worden afgezworen, en daarmee ook de hele cultuur waarin flexibiliteit, zelfstandigheid, enzovoorts, worden aangemoedigd. Dat is allemaal manipulatie voor en door de kapitalitische maatschappij. En hoe kom je daar vanaf? Volgens dit boekje alleen maar door een complete maatschappelijke verandering. En daarvoor is onderwijs en opvoeding van groot belang. Een alternatieve opvoeding wil daar tegenin gaan: “dus niet, dat kinderen niet gemanipuleerd worden: het betekent wel zo mogelijk minder manipulatie van het kind, maar niet ongelimiteerd minder. Het betekent vooral zodanige manipulatie van het kind, dat het wapens in handen krijgt waarmee het vormen van manipulatie kan beëindigen” Dit citaat komt uit een tekst van Erik van der Hoeven, die ook de tekst over Reiche schreef maar ook een bijdrage levert ‘Kontra de autoritaire en liberalistiese opvoeding’. Hij maakt duidelijk dat het echt een zoektocht is omdat steeds weer in autoriteit kan worden vervallen. Het is dus samen zoeken: solidair en collectief. Opvoeding tot zelfstandigheid of autonomie is proberen te ‘ontsnappen aan de faktoren die de mens van buiten af willen inpassen‘.

Wat verder uit de diverse teksten spreekt is een grote strijdbaarheid. De confrontatie met de maatschappij wordt gezocht. Het gaat om ‘effectieve verzetsvormen’ en ‘veranderingsstrategieeen ontwikkelen’. Dat kan en moet je ook echt onderwijzen. Bijvoorbeeld door aan te leren om altijd ‘waarom?’ te vragen als iemand iets eist. En aan te leren om altijd onpersoonlijke autoriteit ter diskussie te stellen. Of door samen bijvoorbeeld racistische maatschappelijke verhoudingen na te spelen zodat daarover met de kinderen kan worden gepraat en ze het herkennen. Of als het expliciet ‘opvoeding tot de proletarische strijd’ wordt genoemd en in leeftijden wordt opgedeeld: van 6 tot 10 gaat het om het omvormen van het kleinburgerlijk egoisme naar kollektief gedrag, vanaf 11 jaar moeten de kinderen een meer leidende rol kunnen invullen binnen kinderkollektieven, en vanaf 15 tot 18 jaar moeten ze de strijd leren voeren binnen bedrijven, het leger, of tegen de politie. Om zich uiteindelijk voor te bereiden op het leiden van die strijd.

“De bedoeling is juist kinderen op te voeden die zonder neruotiese misvormingen de maatschappij veranderen door aktief en kollektief verzet tegen het kapitalisme. Het kind moet dus jong, beetje bij beetje, met de autoritaire realiteit gekonfronteerd worden, wel zo dat het er niet aan onderdoor gaat.”

Het is meer dan een geschiedskundig interessant document. Sommige onderdelen zijn ook nu nog interessant en bruikbaar voor een meer maatschappijkritisch onderwijsalternatief. Zeker ook door de lange (veelal ook duitse) literatuurlijst over dit onderwerp die ook is opgenomen en die uitnodigt tot verder lezen en onderzoeken. Meerdere boeken zouden ook nog in deze serie volgen, waaronder een vertaling van Hoernle’s Grundfragen – een bekend boek uit duidelijk communistische hoek. Dat de socialistische traditie ook hele andere (en toch verwante) uitwerkingen kon krijgen laten onderwijsdenkers als Benjamin, Freire, Ranciere, Giroux of Spivak zien. Maar nergens wordt het zo praktisch als in het hier besproken boekje. Het is voor iedereen die houdt van een overduidelijk politieke visie op onderwijs, en die aan de slag wil met onderwijs en opvoeding die daadwerkelijk bijdraagt aan meer vrijheid en emancipatie in een maatschappij die daar nauwelijks ruimte voor biedt. Voor iedereen die graag onderwijs ziet als onderdeel in een grotere strijd voor een betere maatschappij. Niet alleen als onderwijsfilosofie. Maar als levenswijze: collectief en onbevreesd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *