Friedrich Schiller – Brieven over de esthetische opvoeding van de mens

esthetische opvoedingSchiller ziet de transformatie van jeugd naar volwassen als een soort inhaalmanoeuvre. De volwassene haalt de jeugd in. Waar de jeugd nog in een natuurlijke toestand vertoeft, heeft het bewustzijn van de volwassene die zintuiglijke sluimer doorbroken waardoor de volwassene zichzelf als mens begrijpt.  En waar dit de volwassene eerst in de problemen brengt, omdat dit als een soort gebrek wordt ervaren, wordt dit uiteindelijk tot zedelijkheid. Wederom komt de volwassene dan in een natuurlijke toestand, maar nu met een vermogen te kiezen, vrije wil, contractmatig, mondig: de volwassene vormt zich weer een dergelijke natuurlijke toestand maar nu in ‘de ideeën’. En dan heeft de volwassene de jongere ingehaald.

In die gebrekkige tussentoestand is er de noodzaak voor een esthetische opvoeding. De esthetische opvoeding: dat is dus niet alleen leren tekenen of het doorlopen van een kunstacademie. Waarschijnlijk heeft het hier maar weinig mee te maken. Voor Schiller is de esthetische opvoedingen een alomvattende humanisering van de maatschappij. Het hoe en waarom van de esthetische opvoeding heeft Schiller in 27 brieven uiteengezet. De tekst uit 1793 is in deze Nederlandse vertaling van Octavo uit 2009 aangevuld met een kort nawoord. Een mooie uitgave en handzaam geheel met veel inhoud voor een kleine prijs. Vele grote namen gingen u voor in het bestuderen van de brieven van Schiller: het is ‘een bron van inspiratie geweest voor pedagogisch onderzoek naar het spel, en voor historici en filosofen als Johan Huizinga, Jürgen Habermas, Richard Rorty, Jean-Luc Nancy en Jacques Rancière‘. Ter verdere oriëntatie: Schiller baseert zich op het werk van Kant, maar ontwikkelt op basis daarvan belangrijke alternatieven. Schiller was een goede vriend van Goethe gedurende hun gehele volwassen leven.

Esthetische opvoeding: maar dat zal toch wel een beetje met kunst te maken hebben? Dat klopt. Maar niet een geïnstitutionaliseerde of commerciële kunstpraktijk, het gaat over het kunstenaarsschap  als alternatief voor politiek en onderwijs, dus als een veel meer omvattende ontwikkeling. Door gymnastiek krijg je namelijk misschien wel een atletisch lichaam, maar om je in totale zin te ontwikkelen is een veel vrijer en harmonieuzer spel van de ledematen nodig. Dan ontwikkelt het zich in totaliteit, evenwichtig op alle manieren. Het is de ontwikkeling kortom van een kunstenaar in algemene in, en niet de training van iemand die iets op een bepaalde specifieke manier wil perfectioneren. We zouden kunnen zeggen dat de opvoeding zich naar algehele waardigheid moet richten en niet naar een eenzijdig geluk of behoefte.

Onderwijzen is deze richting (van waardigheid) aangeven, waarbij enkel ‘het kalme ritme van de tijd’ die richting verder kan ontwikkelen. Je kan een aanzet te geven, iemand op het juiste spoor zetten, dat is eigenlijk alles. Die richtingbepaling, namelijk ‘waardigheid’, is niets ijdels of vergankelijks: het is het opwekken van verhevenheid. Het is spel, maar niet louter spel. Het is het spel van de mens waarbij hij in de meest gehele manier mens is. Het vergt een ontzettend sterk karakter. Het eigene en karakteristieke van ieder individu moeten in stand worden gehouden juist omdat daarmee het eigene en karakteristieke van de mensheid in stand wordt gehouden. En dan moet het gaan om een hele brede opvatting van karakter of karakteristiek. Schiller heeft het over een totaliteit van karakter. Dit karakter is niet een karakter van oefening en leren. Het is geen eenduidige persoonlijkheid of subjectiviteit, het is geen simpel individualisme of ijdelheid. Het is niet een kwestie van het steeds meer een gestalte of vorm aannemen, verschijnen in de wereld. Het grote probleem is volgens Schiller dat de mens die opgave altijd maar weer (onrechtmatig) terugbrengt tot een vergroting van wat je eigen is, meer bezit, meer van jezelf, jezelf heel wat vinden, je als ruimdenkend beschouwen. Dit geeft enkel zorg en angst: we moeten het waardige streven niet laten vervalsen. De cultuur kan hier helpen, die biedt een dubbele bescherming door gevoel en rede: het beschermt tegen teveel zintuiglijke drift maar ook tegen eenzijdige vormdrift. Schiller stuurt aan op een samengaan van de twee driften, van gestalte en leven: een levende gestalte, ook wel schoonheid genoemd.

Kortom: de stofdrift moet de persoonlijkheid en de vormdrift de ontvankelijkheid of de natuur binnen passende grenzen houden. … Wij zijn nu gekomen bij het begrip van zo’n wisselwerking tussen beide driften, waarin de werkzaamheid van de een die van de ander zowel fundeert als begrenst en waarbij elke afzonderlijke drift haar optimale ontplooiing bereikt juist door de werkzaamheid van de ander.

En om dit meer maatschappelijk te realiseren heeft dit consequenties voor de manier waarop we samenleven: niet geregeerd door krachten maar gereguleerd door wetten, maar wel wetten die in het verlengde liggen van de levenservaring, dus niet enkel als tegenhanger van anders bandeloze krachten. Dan volgt uit de natuurstaat niet een staat van nood en gebrek, maar een staat van vrijheid.

Wanneer … de rede in de fysieke maatschappij haar morele eenheid brengt, mag zij de verscheidenheid van de natuur niet schaden. Wanneer de natuur probeert in de morele structuur van de maatschappij haar verscheidenheid te handhaven, mag aan de morele eenheid geen afbreuk worden gedaan; de uiteindelijke zegevierende vorm staat even ver van eenvormigheid af als van chaos.

De opvoeder en de politicus hebben hierbij een belangrijke rol: zij hebben de mens zowel tot hun materiaal als tot hun doel gemaakt. Het doel keert hierbij terug in het materiaal; en alleen omdat het geheel de delen dient, is het aanvaardbaar dat de delen zich voegen naar het geheel. Dus het geheel (de mensheid) dient uiteindelijk het individu in die vrije staat en daarom moeten de individuen zich schikken naar de mensheid als geheel. Het is door en voor de mensheid – en enkel dat principe mag iemand hanteren om een wet op te leggen (vgl. Kants categorisch imperatief).

Er is een soort toetssteen waarbij duidelijk wordt of dit principe, zowel bij de opvoeding van een mens als voor de mensheid als geheel (je ziet in het voorgaande al dat die twee rechtstreeks samenhangen) wordt gehanteerd. De toetssteen is of er geen enkel doel, niet intellectueel en niet moreel, dus ook geen waarheid, geen plicht wordt nagestreefd. Het is geen effect dat moet worden bereikt. Er is geen specifieke bepaling, want die is altijd te weinig. De esthetische toestand van de mens, dat is een toestand waarin de mens niets is. Onbepaald. Maar wel onbepaald in de hoogste zin van de realiteit. Afwezig van beperkingen en totaliteit van kracht. Uiteraard zijn er fysieke doelen (eten, drinken, …) maar die hebben slechts betrekking op datgene wat hij doet, op de inhoud van zijn handelen. Over de wijze waarop de mens werkt, over de vorm van zijn handelen, wordt door de natuurlijke doelen niets vastgelegd.

Geen grondslag meer, geen eerbiediging van wet: de mens  moet het grondeloze zoeken en dit grondeloze proberen te begrijpen. Geen doel en oorzaak meer. Geen verschil meer tussen gewaarwording en voorstelling, ja dit is een soort schijnwereld waar naar gestreefd wordt: maar wel een schijn vol van oprechtheid en zelfstandigheid. In algemene maatschappelijke zin vergt dit moed. Moed om wijs te zijn, zodat het niet enkel bij een overweging blijft, bij een gedachte, bij een betoog. Tegen de publieke stem in. De opvoeder moet het oordeel van zijn tijd verachten. Hij moet streven naar een spel van fantasie en de ernst van daden. Hetgeen nu misschien een wat vrijblijvende uitspraak lijkt, maar wat voor Schiller een hele stringente en moedige daad behelst.

‘Kracht van moed is nodig om de hindernissen te nemen die zowel de traagheid van de natuur als de lafheid van het hart ons het onderricht belemmeren. ‘

Het is de kracht van moed die nodig is voor een vrije beweging, die op zichzelf doel en middel is. Een autonome weerstand die moet worden bekrachtigd. Uiteindelijk in een esthetische staat, zowel mens als mensheid, die vrijheid geeft door vrijheid. Hij brengt de wil van het geheel door de natuur van het individu ten uitvoer. Een koene eenvoud en rustige onschuld waarmee de meest gecompliceerde situaties het hoofd worden geboden. Gracieus en smaakvol.

Precies zoals Schiller zich in mijn ogen zelf toont in het boek. Schiller wil geen academisch betoog of een heel schools verhaal. Geen boek voor een maatschappelijke vorming of op de docenten van dienst te zijn. Juist niet. De scholen claimen de kennis van de wetenschap en de goede smaak te vertegenwoordigen, maar de echte smaak komt van ‘onder de open hemel van het gezonde verstand’.

Omdat ik weinig geoefend ben in schoolse vormen, zal ik nauwelijks gevaar lopen door misbruik ervan te zondigen tegen de goede smaak. Mijn ideeën, die eerder in afzondering zijn ontstaan dan op grond van een rijke ervaring in de wereld en die evenmin door lectuur zijn verworven, zullen hun oorsprong niet verloochenen. Zij zullen eerder op alle mogelijke andere gebreken dan op die van sektarische kleingeestigheid kunnen worden betrapt en zij zullen eerder uit eigen zwakheid vallen dan dat zij zich staande weten te houden door de autoriteit en andermans kracht.

Wie zou vandaag de dag zo’n aanhef nog aandurven? Waarschijnlijk de enkeling die dan ook aan het eind van het verhaal kan schrijven dat ‘het grootste genie zijn hoge positie moet verlaten om gemeenzaam af te dalen tot de ziel van het kind’. Schiller schrijft kortom meer dan een filosofische brievenreeks vooral ook om een bepaalde toon te zetten, zelf de richting te tonen. Laat Schiller niet alleen als filosoof, maar vooral ook, of onlosmakelijk daarmee verbonden, als voorbeeld gelezen worden. Een voorbeeld, meer dan  wat ook, voor elke opvoeder en onderwijzer. Maar uiteindelijk een voorbeeld voor elke mens.

5 thoughts on “Friedrich Schiller – Brieven over de esthetische opvoeding van de mens

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *