Philippe Meirieu – Pedagogiek, de plicht om weerstand te bieden

Meirieu stelt in dit boek dat enkel de pedagogiek de sleutel biedt om vooruitgang te boeken binnen de tegenstellingen die wij het hoofd moeten bieden in het huidige onderwijs. Pedagogiek als sleutel voor goed hedendaags onderwijs dus. Maar wel een pedagogiek die niet tot eenvormigheid moet leiden, een pedagogiek waarbinnen tegenstellingen mogen blijven bestaan, en waar weerstand in stand blijft. In een paar zinnen lijkt hiermee een heel relevante hedendaagse gedachtevorming omtrent pedagogie en onderwijs te zijn samengevat. Meirieu is ‘hot’!

Simon Verwer, de vertaler van dit boek, schrijft dat men het belang van die tegenstellingen en van de weerstand niet moet onderschatten. Tegenstellingen moeten we niet uit de weg gaan, bijvoorbeeld door de weg van de minste weerstand te kiezen. Zoals Simon Verwer schrijft op de website van NIVOZ geldt dit ook over weerstand of tegenstellingen in jezelf. Je moet weerstand blijven voeden, tegenstellingen opzoeken, uitdagingen aangaan. En Verwer weet waar hij het over heeft: tegelijkertijd was hij ex-docent van het jaar, ‘figurant’ in Tegenlicht, onderwijs-criticus, spreker op grote congressen, recensent, (onderwijs)filosoof, blogger, student, en nu dus ook vertaler van dit boek, en nog altijd actief in het klaslokaal. Verwer laat zien dat het allemaal te combineren valt en dat hij dit soort uitdagingen wel aan wil gaan. Maar Verwer belichaamd daarmee wél een bijzonder soort leraarschap dat de normale functieomschrijving te buiten gaat, buiten eventuele smalle organisatorische en didactische kaders, ofwel de overheidswege opgelegde vakinhoudelijke lesstof. En dat is dan ook voor wie dit boek met name is geschreven: voor de ambitieuze docent. Ook Meirieu vindt namelijk dat die ambities vooral in ere moeten worden gehouden, dat het basiswerk in het klaslokaal zelf altijd te verbeteren valt en dat ook hier altijd weer gewerkt kan worden aan uitwisseling en vindingrijkheid.

De leraar hoeft zijn ambities niet naar beneden bij te stellen vanwege de dwalingen van de moderniteit, juist integendeel. Tegenover de dictatuur van de onmiddellijkheid dient hij te werken aan het scheppen van ruimte en tijd. … Niemand beweert dat dit een makkelijke opgave is. Zij vereist vastbeslotenheid en vindingrijkheid. Uitwisseling, solidariteit en samenwerking.

Meirieu werkt vanuit dusdanig bredere kennis van allerlei pedagogische en filosofische bronnen dat íedereen er iets nieuws uit zal leren. Ook in zijn theorie zoekt hij tegenstellingen en weerstand op en gaat hij de uitdaging aan. Zonder dit alles te reduceren tot een voor niemand wenselijke eenduidig geheel. Toch neemt hij het allemaal samen onder de noemer pedagogiek. Omdat alles wat dan onder die noemer valt de onderwijspraktijk en het denken hierover verder helpt, omdat het ruimte schept, ook voor uitvinding en ontwikkeling van manieren om vooruitgang te boeken. Daar zou de pedagogiek voor moeten staan. Het is een pedagogiek die niet beklemmend, maar juist bevrijdend zou moeten werken en allerlei tegenstellingen en weerstanden zou moeten bewaren.

Meirieu kleurt vooruitstrevendheid in met het idee van een menswaardige moderniteit. Meirieu roemt de benaderingswijzen van onderwijzers als Joseph Jacotot, Ferdinand Buisson en Anton Makarenko. Benaderingswijzen die niet iedereen in Nederland even goed zal kennen maar die stuk voor stuk de moeite waard zijn om in te verdiepen. En daarbij, zo valt er te bediscussiëren, door dit als uiteindelijke pedagogische opdracht te kiezen, plaatst Meirieu zich ondanks zijn oproep tot tegenstelling en weerstand in toch nog wel enigszins beperkend en aloud verlichtingsproject. Meirieu schrijft vanuit een moderne vooruitgangsgedachte waarbij de mens zich onherroepelijk dient te bekwamen en emanciperen als een uiteindelijke laatste waarheid lijkt over onderwijs en opvoeding. Pedagogie wordt wel degelijk onderdeel gemaakt van een uiteindelijk duidelijk politieke ambitie om een wereld te creëren waarin ieder individu een plaats heeft. Zou niet ook op dit punt de weerstand moeten blijven, zou niet ook daar tegenstellingen in ere moeten worden gehouden? Zou er ook een onderwijsdiscours mogen bestaan die niet in een soort absolute vooruitgang en inclusiviteit geloofd? Meirieu doet zijn best om iedereen die zich in deze uiteindelijke gedachte niet kan vinden tot vrijdenkers te reduceren, namelijk: ‘vrijdenkers die teruggekomen zijn op van alles (van het democratische ideaal en de actieve pedagogiek tot een school voor allen en het volksonderwijs), zonder er ooit werkelijk voor te zijn gegaan!’ Oftewel: iedereen die het er niet mee eens is die heeft het gewoon niet hard genoeg geprobeerd?

Waar Meirieu ook een hekel aan heeft is onderwijsfilosofie: ‘mensen die denken over onderwijs (en opvoeding) zouden naar mijn mening, zolang ze theorie en praktijk niet met elkaar confronteren, onderwijsfilosofen moeten worden genoemd. We zouden in dit opzicht kunnen stellen dat Rousseau een voortreffelijke onderwijsfilosoof is, maar geen pedagoog. Hij heeft namelijk nooit gepoogd zijn theorie daadwerkelijk te verwezenlijken, hoe mooi hij deze ook heeft uiteengezet in Emile, of over de opvoeding (1762). Zijn volgeling Johann Heinrich Pestalozzi kunnen we daarentegen wel als pedagoog zien. Hij bediende zich weliswaar van de inzichten van Rousseau, maar hij creëerde daarmee zijn eigen systeem. En bovenal heeft hij dit systeem getoetst aan de werkelijkheid’. Het is denk ik belangrijk te weten, met name ook voor een site als dit, hoe een pedagoog (in Meirieus opvatting) tegen onderwijsfilosofie aankijkt. Al kan je bediscussiëren of systematiek en de mate waarin dit systeem getoetst is aan de werkelijkheid, doorslaggevend moeten zijn in een oordeel over de inhoud – het is in ieder geval een terecht aandachtspunt voor al die denkers die zich nooit bezig houden of hebben gehouden met de daadwerkelijke onderwijspraktijk.

Die praktijk is namelijk uiteindelijk wel waar het over moet gaan. Evenwichtige praktijken moeten worden gezocht die worden georganiseerd ‘dat zij het in beweging komen van de leerling stimuleren en zijn zodanig gestructureerd dat zij zowel de noodzakelijke beperkingen als de benodigde bronnen bieden die nodig zijn voor leren‘. Arendt komt op dit punt duidelijk naar voren al een grote inspiratiebron en referentie voor Meirieu. Juist als het gaat om de fundamenten voor een dergelijk handelen en hoe om te gaan met gezag, speelt haar denken een grote rol. Meirieu pleit daarmee voor de leerling-als-subject die ‘in staat is in de wereld te zijn zonder er altijd het centrum van te willen zijn‘ en ‘in staat is zijn impulsen te beheersen‘, en meer van dit soort richtinggevende uitspraken. Zeer duidelijk vind je hier ook de taal terug waar Biesta en Pols (die Meirieu met name introduceerde) van houden: het belang van Meirieu voor het werk van Biesta, heeft Biesta zelf nog eens uitvoerig toegelicht in zijn reflectie op dit boek bij de presentatie van deze nieuwe vertaling: op het punt van subjectificatie en volwassenheid – misschien wel de meest centrale thema’s in zijn recente denken – wordt nauwelijks wat aan het denken van Meirieu toegevoegd en is het een en al instemming.

Gezien de waarde die Meirieu hecht aan systematiek, heeft hij uiteraard ook zijn eigen systematiek in dit boek uiteen gezet. Een systematiek die hij beschrijft als een soort bricolage: “… verbandend scheppend tussen bepaalde heterogene elementen. Wanneer men zich bedient van het filosofische register, werkt men op het niveau van de concepten. Wanneer met zich verdiept in de empirie, werkt men op het niveau van de situatie, van instrumenten. Wanneer men zich bezighoudt met didactiek, werkt men op het niveau van de inhoud. Wanneer men met pedagogiek bezig is, dient men samenhang aan te brengen tussen 1) het waartoe 2) het wat en 3) het hoe, dat wil zeggen een samenhang tussen bedoelingen, inhouden en methoden.” Deze bricolage in samenhang beschrijft hij als een doctrine – als een systeem dat geen perfectie veronderstelt. Wat formeler spreekt Meirieu van de ‘axiologie’ van de pedagogiek, de inhouden de ‘wetenschap’ (onderbouwing, uitgangspunten, kennis van de wereld) en ‘praxeologie’ van methoden, die ook de praktijken en instituties behelzen. Gebrek aan axiologie zorgt voor blindheid, gebrek aan praxeologie zorgt voor onvermogen, gebrek aan wetenschap zorgt voor ideologie. Een handig denkraam om het inderdaad heterogene onderwijs(landschap) te kunnen beschouwen. Overigens ook een die Biesta graag aanhaalt.

Tegenwoordig is er een extra urgentie om deze doctrine aan te hangen, aldus Meirieu. Er is een complot van media en de hele sociale machinerie: een samenspanning in de vorm van de hegemonie van de impuls (waarbij Meirieu zich baseert op Stiegler, een verwant maar nog meer diepgravende denker waar hij mee samenwerkt). Meirieu ziet een vloedgolf van het infantiele (wat ook volwassenen tentoon spreiden), een totalitair denken, een gebrek aan aandacht. En juist dan kan een doctrine, het bovengenoemde systeem, uitkomst bieden.

We worden heden ten dage geconfronteerd met een volkomen nieuw fenomeen in de wereldgeschiedenis: de gril, die aanvankelijk niet meer was dan een fase in de individuele ontwikkeling van het kind, gekenmerkt door wispelturigheid en onvoorspelbaarheid, is verworden tot het organiserend principe van onze collectieve ontwikkeling; onze samenleving functioneert op basis van impulsiviteit en grilligheid.

Deels toont Meirieu zich daarin een (oude?) antikapitalistisch denker. Hij maakt zich zorgen over toenemende ongelijkheid en wil toch zeker ook niet het kapitalisme en de markt vergeten die een sterk bepalende rol hebben bij het onderwijs en die voor veel problemen zorgt. Zijn antwoord op deze bekende zorgen zijn niet uniek of verrassend: weerstand bieden dus en de status quo doorbreken, maar ook leven lang leren, democratische scholen, het slagen van allen, nadruk op groepsverbanden, uitwisseling en ontmoeting. De noodzakelijke hervormingen om een democratische school op te bouwen en 61 (!) minibiografieen sluiten dit boek af, als een soort inspiratie. Naast bijvoorbeeld Montessori, Herbart, Fröbel, Korczak, Freire en Illich)  zijn Ibn Khaldun (islamitisch pedagoog), Juan Luis Vives (Spaans theoloog en filosoof), Maria Deraismes (‘apostel van de feministische emancipatie’), Paul Robin (Frans anarchist), Ellen Key (Zweeds pedagoog), Albert Thierry (Frans anarchist en leraar), Roger Cousinet (Frans onderwijzer en inspecteur), Germaine Tortel (Frans onderwijzeres) en Leo Lagrange (politiek “activist”) en Marta Mata (Catalaans onderwijzer) – een aantal zullen op deze site zeker nog in apart besprekingen terugkeren! Voor iedereen wat. Misschien toont Meirieu hiermee dat er wel degelijk een open en vrije pedagogische traditie vol met tegenstellingen en weerstanden bestaat waar Meirieu woordvoerder van kan zijn en iedereen toe kan uitnodigen. Echter, het zal duidelijk zijn dat de diverse anarchisten of theologen die Meirieu zelf aanhaalt nooit tot Meirieus denkbeelden of pedagogische traditie in algemene zin zouden willen worden gerekend, dus het is wel een soort toe-eigenen wat Meirieu hier doet.

Meirieu blijft daarmee een fascinerend maar ook misschien wat problematisch pedagogisch denker. Een onderwijsdenker met veel verstand van zaken en met een zeer ruime blik op de onderwijsgerelateerde geschiedenis waar veel rijke denkers en spannende activistische onderwijsvernieuwers in terugkeren. Evenals een docent die weet waarover hij het heeft en bestuurder die weet hoe onderwijsbeleid werkt. Meirieu heeft echt veel te bieden.

Lees meer over hoe Meirieus lange loopbaan in het onderwijs in de samenvatting van het werk van Meirieu op deze site.

4 thoughts on “Philippe Meirieu – Pedagogiek, de plicht om weerstand te bieden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *